“Geen zwaardere belastingheffing op dividendbetaling naar voormalige Nederlandse Antillen”

Contentverzamelaar

“Geen zwaardere belastingheffing op dividendbetaling naar voormalige Nederlandse Antillen”

De EU-regels inzake het vrij verkeer van kapitaal zijn ook van toepassing op het kapitaalverkeer tussen Nederland en de voormalige Antillen. Een zwaardere dividendbelasting vormt een verboden beperking van dit vrije kapitaalverkeer. Dat is het advies van Advocaat-Generaal Jääskinen in twee Nederlandse zaken over belasting op dividend dat door Nederlandse bedrijven richting de voormalige Nederlandse Antillen wordt uitgekeerd. Volgens Nederland is deze situatie een interne aangelegenheid, waarop het EU-recht geen vat heeft. Het EU-Hof doet naar verwachting over een paar maanden uitspraak.

Het gaat om de conclusie van AG Jääskinen van 16 januari 2014 in de gevoegde zaken C-24/12 en C-27/12, X BV en TBG Limited.

De voormalige Nederlandse Antillen maken deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden en worden, net als Aruba, onder het EU-recht aangemerkt als Landen en Gebieden Overzee. Het Unierecht is in beginsel niet van toepassing op de LGO, met uitzondering van het vierde deel van het EU-Werkingsverdrag  over de associatie van de landen en gebieden overzee (artikelen 198 t/m 204). Dit heeft tot gevolg dat de andere bepalingen van de Verdragen in beginsel niet van toepassing zijn op de LGO. In het arrest in de  zaak C-384/09 (Prunus) heeft het EU-Hof echter bepaald dat het vrij verkeer van kapitaal wel van toepassing is op de LGO, omdat deze Verdragsvrijheid zich uitstrekt tot het kapitaalverkeer tussen lidstaten en derde landen.  Dit vloeit voort uit artikel 56 EG (nu artikel 63 EU-Werkingsverdrag), op grond waarvan beperkingen van het kapitaalverkeer niet alleen tussen de lidstaten onderling maar ook tussen „lidstaten en derde landen” verboden zijn.

Volgens AG Jääskinen geldt dit ook voor de verhouding tussen de lidstaten en hun eigen LGO. Dit kan dus niet als een interne aangelegenheid worden aangemerkt. Indien het EU-Hof de AG volgt, is de relatie tussen de voormalige Nederlandse Antillen en Nederland dus geen interne aangelegenheid van het Koninkrijk voor de toepassing van het vrij verkeer van kapitaal. Als de voormalige Antillen en Aruba zouden moeten worden aangemerkt als een derde land voor de toepassing van artikel 63 EU-Werkingsverdrag, kan de heffing van Nederlandse dividendbelasting dus getoetst worden aan het vrij verkeer van kapitaal zoals dit van toepassing in de betrekkingen met derde landen.

Het Hof van Justitie wijst meestal binnen drie tot zes maanden na de conclusie van de AG het arrest. De conclusie van de AG hoeft niet te worden gevolgd maar is soms wel een indicatie van de richting van de uitspraak van het Hof.