“Raad mag geen toegang weigeren tot documenten binnen EU wetgevingsprocedure”

Contentverzamelaar

“Raad mag geen toegang weigeren tot documenten binnen EU wetgevingsprocedure”

Mag de Raad op grond van de Eurowob de openbaarmaking weigeren van gegevens over de identiteit van de lidstaten die wijzigingsvoorstellen hebben ingediend in het kader van een wetgevingsprocedure tot herziening van een verordening? De Unie-instellingen moeten binnen de wetgevingsprocedure voldoen aan dwingende eisen van democratische legitimatie, die transparantie vereisen. Aldus Advocaat-Generaal (AG) Cruz-Villalón in zijn conclusie.

Het betreft de conclusie van AG Cruz-Villalón van 16 mei 2013 in Zaak C-280/11 P Raad t. Access Info Europe.

Verordening 1049/2001 inzake toegang van documenten (de Eurowob) kent een uitzonderingsgrond, waaronder de toegang tot een document met standpunten voor intern gebruik mag worden geweigerd, indien de openbaarmaking van het document het besluitvormingsproces van de instelling ernstig zou ondermijnen, tenzij een hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt (artikel 4 lid 3). De Raad voerde in eerste aanleg op grond van deze bepaling aan dat toegang tot gegevens over de identiteit van lidstaten, die bepaalde wijzigingsvoorstellen hebben ingediend tijdens de wetgevingsprocedure, een beperking van de manoeuvreerruimte van de lidstaten vormt en daarmee de wetgevingsprocedure ondermijnt. Het Gerecht liet in eerste aanleg het beginsel van democratische legitimiteit prevaleren. Dit vereist dat verantwoording wordt afgelegd voor het handelen van de instellingen, met name binnen de wetgevingsprocedure. De Raad stelde vervolgens hoger beroep in.

De AG volgt het Gerecht in zijn conclusie. Hij beargumenteert dat juist een beperking van de transparantie in dit geval de procedure zou kunnen schaden die bij de herziening van een verordening moet worden gevolgd. Hij wijst op het verschil tussen de eisen van democratische legitimatie, die kunnen worden gesteld wanneer de Raad optreedt als intergouvernementele instelling en wanneer deze deelneemt aan de wetgevingsprocedure. Onomwonden betoogt de AG dat “[d]e logica van discretie en zelfs geheimhouding, die te rechtvaardigen zijn in de betrekkingen tussen soevereine overheden, [niet past] binnen de Unie, die wat dit betreft bovenal en in toenemende mate, een gemeenschap wil zijn die is gegrondvest op de beginselen van de rechtsstaat en de democratie.”

Het EU-Hof zal naar verwachting binnen enkele maanden uitspraak doen.