"Splitsingswet in lijn met EU-recht"

Contentverzamelaar

"Splitsingswet in lijn met EU-recht"

Het privatiseringsverbod in de Wet onafhankelijk netbeheer is in lijn met het EU-eigendomsrecht. Het groepsverbod en het verbod op nevenactiviteiten zijn niet in strijd met de vrijheid van kapitaalverkeer. Dat adviseert Advocaat-Generaal Jääskinen het EU-Hof. De Hoge Raad had hierover vragen gesteld in een geschil tussen de Staat en enkele distributiebedrijven van gas en elektriciteit.

Het betreft een conclusie van 16 april 2013 in de gevoegde zaken C-105/12, C-106/12, en C-107/12 (Staat der Nederlanden tegen Essent NV e.a.).

In deze gevoegde zaken, waarin de Nederlandse staat procedeert tegen energiebedrijven Essent, Eneco en Delta, heeft de Hoge Raad vragen gesteld aan het EU-Hof over de Nederlandse wetgeving inzake de splitsing van energiebedrijven.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet Onafhankelijk Netbeheer (WON), een omzetting van de Europese richtlijnen 2003/54 en 2003/55 betreffende elektriciteit respectievelijk gas, dient de energie-infrastructuur in Nederland strikt te worden gescheiden van de productie van en levering aan de consument. Deze regeling heeft tot doel een niet-discriminerende toegang tot de energiedistributienetwerken te garanderen. De WON bevat daarom drie expliciete verboden:

een absoluut verbod op privatisering van beheerders van elektriciteits- en gasdistributienetwerken;
een verbod voor beheerders van dergelijke netwerken om aandelen te hebben in een vennootschap die energie produceert of daarin handelt en vice versa (“groepsverbod”);
een verbod op het ontplooien van nevenactiviteiten, met name die activiteiten die geen nauw verband houden met de kerntaak van het energiebedrijf.

Als gevolg van het groepsverbod in de WON werd Essent opgesplitst in een netwerkbedrijf (Enexis Holding NV) en een handels-, leverings- en productiebedrijf (Essent NV). Delta was, in strijd met het verbod op nevenactiviteiten, ook actief in de afvalverwerking. Eneco bleef een verticaal geïntegreerde onderneming.

Voor de Nederlandse rechter betogen de drie maatschappijen nu dat de verbodsbepalingen in de WON in strijd zijn met het vrije kapitaalverkeer in de EU. De Nederlandse overheid daarentegen is van mening dat de in de WON voorziene absolute scheiding van distributienetwerken enerzijds en productie van en handel in energie anderzijds een voorwaarde is om eerlijke concurrentie op de distributienetwerken te kunnen garanderen.

Advocaat-generaal Jääskinen betoogt in zijn conclusie van vandaag dat het absolute verbod op privatisering van distributienetbeheerders onder een uitzonderingsbepaling in het VWEU-verdrag valt, waarin wordt bepaald dat lidstaten zelf hun eigendomsrecht mogen regelen. Om die reden is hij van oordeel dat een absoluut verbod op het privatiseren van een distributienetbeheerder verenigbaar is met het Europees recht.

Wat het groepsverbod en het verbod op het ontplooien van nevenactiviteiten betreft, stelt de advocaat dat zij weliswaar beperkingen van het vrije kapitaalverkeer in de EU vormen, maar deelt hij het standpunt van de Nederlandse regering dat die beperkingen in dit geval gerechtvaardigd zijn. Volgens hem waarborgen het groepsverbod en het verbod op nevenactiviteiten een eerlijke concurrentie op de energiemarkt omdat zij misbruik van het aan distributienetwerken inherente natuurlijke monopolie kunnen voorkomen. De bepalingen in de WON versterken volgens Jääskinen de scheiding tussen enerzijds de distributie en anderzijds de productie en verhandeling van energie, zoals de richtlijnen eveneens beogen. Aangezien de Nederlandse regeling bovendien niet discriminerend of protectionistisch zou zijn, adviseert de advocaat-generaal het Hof te oordelen dat de WON verenigbaar is met Europees recht.

Het EU-Hof zal naar verwachting binnen enkele maanden uitspraak doen.