A 2020/1 (Benelux Gerechtshof)

Contentverzamelaar

A 2020/1 (Benelux Gerechtshof)

Benelux prejudiciële zaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, voor meer informatie (als beschikbaar) zie de website van het Benelux-Gerechtshof .

Termijnen: Motivering departement:     6 oktober 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     6 november 2020 (fatale termijn)

Trefwoorden : dwangsom; betekening uitspraak

Onderwerp :

 

Feiten:

Het betreft hier een prejudiciële vraag aan het Benelux-Gerechtshof. In deze zaak gaat het enkel om de dwangsom die is gekoppeld aan een (eerdere) hoofdveroordeling. De rechter in tweede aanleg laat de hoofdveroordeling onaangetast, maar past wel de dwangsom aan. De situatie die leidde tot de hoofdveroordeling, was echter ten tijde van de uitspraak van de rechter in tweede aanleg al beëindigd. De veroordeelde heeft afgezien van cassatie naar aanleiding van de uitspraak van de rechter in tweede aanleg. Tussen partijen is nu in geschil of de veroordeelde de dwangsommen moet betalen. Volgens de veroordeelde had de uitspraak waarmee de dwangsom werd aangepast, aan haar moeten worden betekend. Verzoeker stelt dat een aparte betekening van de uitspraak niet noodzakelijk is, aangezien de hoofdveroordeling reeds was betekend. Daarnaast worden er geen dwangsommen voor de toekomst gevorderd.

 

Overweging:

Artikel 1385bis, alinea 3 van het Gerechtelijk wetboek, dat overeenstemt met artikel 1.3 van de Eenvormige Benelux-wet betreffende de dwangsom, bepaalt dat de dwangsom slechts kan worden verbeurd nadat het vonnis of het arrest dat de uitspraak van de dwangsomrechter vormt, is betekend. De verwijzende rechter gaat over op het stellen van de volgende prejudicële vraag.

Prejudiciële vraag:

Wanneer de rechter in eerste aanleg de hoofdveroordeling die hij heeft uitgesproken voorzien heeft van een dwangsom, zijn beslissing uitvoerbaar bij voorraad is, deze beslissing werd betekend, de rechter in hoger beroep het principe van een dwangsom heeft bevestigd maar het bedrag en de modaliteiten ervan heeft gewijzigd en een maximum heeft bepaald, houdt dan de bepaling van artikel 1, lid 3 van de Eenvormige Benelux-wet betreffende de dwangsom in dat de in hoger beroep gewezen beslissing moet worden betekend aan de veroordeelde partij opdat de dwangsommen die voorafgaand aan deze beslissing zijn verbeurd, verschuldigd zouden zijn volgens de daarin bepaalde modaliteiten, indien:

-           enerzijds, de hoofdveroordeling niet meer uitvoerbaar was op het ogenblik dat de beslissing van het Hof van Beroep werd uitgesproken omdat de situatie die aanleiding had gegeven tot de hoofdveroordeling niet meer bestaat;

-           anderzijds, de veroordeelde partij heeft ingestemd met de beslissing van het Hof van Beroep door aan de tegenpartij mede te delen dat zij ervan afzag een cassatieberoep in te stellen en dat het niet nodig was haarde beslissing in hoger beroep te betekenen?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: JenV;