A-G: EU-verblijfsrecht voor illegale alleenstaande moeder van Nederlands kind

Contentverzamelaar

A-G: EU-verblijfsrecht voor illegale alleenstaande moeder van Nederlands kind

Een alleenstaande moeder zonder verblijfsvergunning kan een EU-verblijfsrecht ontlenen aan de zorg voor haar Nederlandse kind. De bevoegde instantie moet ambtshalve vaststellen of de andere ouder de zorg voor het kind op zich kan nemen. Dat is het advies van A-G Szpunar aan het EU-Hof op vragen van de Centrale Raad van Beroep.

Het gaat om de conclusie van advocaat-generaal Szpunar van 8 september 2016 in zaak C-133/15, Chavez e.a.

Afgeleid verblijfsrecht voor zorgende moeder?

Deze zaak gaat over het recht op bijstand en kinderbijslag voor acht illegaal in Nederland verblijvende vrouwen met kinderen. In alle acht situaties heeft de moeder de daadwerkelijke zorg over een Nederlands kind en leeft de Nederlandse vader niet in gezinsverband met het kind en de moeder. In geen van de zaken staat vast dat de vaders niet volledig voor hun kind zouden kunnen zorgen. Indien de moeder geen verblijfsrecht heeft, bestaat geen recht op bijstand en kinderbijslag en dient zij Nederland en de Europese Unie te verlaten.

Dit heeft bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de vraag opgeroepen of de moeders een afgeleid verblijfsrecht ontlenen aan de status van Unieburger van het kind. In dat geval hebben de moeders namelijk recht op bijstand of kinderbijslag. Dit is vastgesteld in de eerdere zaak C-34/09 Ruiz Zambrano. De CRvB vraagt het EU-Hof of het bij de beoordeling van deze zaken meespeelt dat het kind voor zijn dagelijkse zorg afhankelijk is van de moeder of dat ook rekening moet worden gehouden met het feit dat er ook nog een vader in beeld is die in Nederland mag verblijven en voor het kind zou kunnen zorgen. De CRvB stelde ook de vraag of de moeder in dit geval aannemelijk moet maken dat de vader de zorg voor het kind niet op zich kan nemen.

Belang van het kind staat voorop

De A-G stelt in zijn conclusie dat het belang van het kind voorop staat. Kinderen die Unieburger zijn hebben het recht om vrij te op het grondgebied van de Unie te reizen en te verblijven. Elke beperking van dit recht moet door de EU-lidstaten worden gerechtvaardigd. Elke rechtvaardiging van een afwijking van het verblijfsrecht moet strikt worden opgevat. Om na te gaan of de beperking gerechtvaardigd is moet rekening worden gehouden met evenredigheidsbeginsel.

Volgens de A-G is het van essentieel belang om te weten op welke ouder de wettelijke, financiƫle of affectieve last rust. Om dit na te gaan is het niet voldoende dat niet is komen vast te staan dat de vader (Unieburger) niet volledig voor het kind kan zorgen. Het is onevenredig om op automatische wijze en louter op aanwezigheid van de vader in Nederland de moeder van een jong kind een afgeleid verblijfsrecht te ontzeggen. De A-G merkt op dat in de Nederlandse zaken lijkt vast te staan dat de kinderen afhankelijk zijn van de moeders. Het is echter aan de Nederlandse rechter om dit na te gaan.

Bewijslast ligt bij nationale autoriteiten

De A-G komt tevens tot de conclusie dat de Nederlandse autoriteiten ambtshalve moeten vaststellen of de ouder die onderdaan is van de lidstaat waarvan het kind de nationaliteit heeft de zorg voor het kind op zich kan nemen. Van de moeder kan niet worden verlangd dat zij aantoont dat de vader niet voor het kind kan zorgen. De conclusie van de AG betreft een advies aan het EU Hof en is niet bindend. De uitspraak van het EU Hof wordt binnenkort verwacht.