A-G: Niet-begeleide minderjarige asielzoeker alleen uitzetten als in terugkeerland adequate opvang is

Contentverzamelaar

A-G: Niet-begeleide minderjarige asielzoeker alleen uitzetten als in terugkeerland adequate opvang is

Een lidstaat moet bij het vaststellen van een terugkeerbesluit ervan overtuigd zijn dat in het land van terugkeer adequate opvang beschikbaar is voor een niet-begeleide minderjarige. Na de uitvaardiging van een terugkeerbesluit mag een lidstaat niet wachten met het nemen van verwijderingsmaatregelen totdat een derdelander meerderjarig is. Dat is het advies van advocaat-generaal Pikamäe aan het EU-Hof in een Nederlandse zaak.

Het gaat om de conclusie van AG Pikamäe van 2 juli 2020 in de zaak C-441/19, TQ tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid .

TQ heeft verklaard dat hij op 14 februari 2002 in Guinee is geboren. Op zeer jonge leeftijd is hij met zijn tante in Sierra Leone gaan wonen. Na het overlijden van zijn tante is TQ in contact gekomen met een man uit Nigeria, die hem naar Europa heeft gebracht. In Amsterdam is hij slachtoffer geworden van mensenhandel en seksueel misbruik. Sindsdien kampt TQ met ernstige psychische klachten. TQ heeft als niet-begeleide minderjarige asiel aangevraagd. Dat verzoek is afgewezen in 2018. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft TQ voorlopig uitstel van vertrek verleend voor de duur van maximaal zes maanden. TQ is in beroep gegaan bij de rechtbank Den Haag.

De rechtbank heeft een aantal vragen aan het EU-Hof voorgelegd. Volgens de rechtbank komt TQ niet in aanmerking voor de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming. TQ was 15 jaar en vier maanden oud toen hij zijn asielaanvraag indiende. Volgens de rechtbank wordt er in een dergelijke situatie naar Nederlands recht een juridische verplichting opgelegd om het grondgebied van de lidstaten te verlaten. In zo’n situatie wordt niet gecontroleerd of er in het land van herkomst of elders buiten de EU adequate opvang aanwezig is.

De AG adviseert het EU-Hof dat artikel 10 van richtlijn 2008/115 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven , in samenhang met de artikelen 4 en 24 van het EU-Handvest van de grondrechten , de autoriteiten van een lidstaat verplicht zich ervan te vergewissen dat er voor de derdelander adequate opvang beschikbaar is in het land van terugkeer. Pas daarna kan een terugkeerverplichting worden opgelegd aan een niet-begeleide minderjarige.

De rechtbank plaatst eveneens vraagtekens bij het onderscheid dat wordt gemaakt tussen minderjarigen jonger dan 15 jaar en minderjarigen van 15 jaar of ouder. Dit onderscheid wordt gemaakt bij het toestaan van rechtmatig verblijf op het grondgebied als wordt vastgesteld dat een niet-begeleide minderjarige niet in aanmerking komt voor de asielstatus of subsidiaire bescherming.

De AG concludeert dat lidstaten geen onderscheid mogen maken op grond van de leeftijd van de niet-begeleide minderjarige om rechtmatig verblijf toe te staan op het grondgebied van de EU.  

De rechtbank benadrukt dat zolang geen onderzoek is verricht naar adequate opvangmogelijkheden, de staatssecretaris een minderjarige asielzoeker niet verwijdert. Volgens deze rechter lijkt de staatssecretaris in de praktijk dus te wachten totdat de asielzoeker 18 jaar oud en daarmee juridisch meerderjarig is, zodat het in richtlijn 2008/115 bedoelde onderzoek niet langer vereist is. Volgens de rechtbank kan het niet zo zijn dat de staatssecretaris een terugkeerplicht oplegt, bepaalt dat voortgezet verblijf onrechtmatig is en vervolgens geen verwijderingsmaatregelen neemt. De staatssecretaris neemt geen verwijderingsmaatregelen omdat hij wacht totdat de asielzoeker meerderjarig is.

De AG concludeert dat een lidstaat alle nodige verwijderingsmaatregelen moet nemen wanneer de lidstaat een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd. De lidstaat mag niet wachten totdat de betrokkene meerderjarig is. Opschorting of uitstel van de uitvoering van het terugkeerbesluit is slechts gerechtvaardigd indien de situatie in het land van terugkeer zodanig is gewijzigd dat de lidstaat niet meer kan garanderen dat de minderjarige wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of naar adequate opvangfaciliteiten. De situatie moet wel zijn gewijzigd na de vaststelling van het terugkeerbesluit. Ook kunnen de lidstaten in schrijnende gevallen, om humanitaire redenen of om andere redenen aan een illegaal op hun grondgebied verblijvende derdelander een zelfstandige verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming tot verblijf geven.

Opmerking: een conclusie van een A-G is een advies aan het EU-Hof. Het EU-Hof is volledig vrij daarvan af te wijken. Het is nog niet bekend wanneer de uiteindelijke uitspraak van het EU-Hof zal verschijnen. Dit kan nog enkele maanden duren. De uitspraak van het EU-Hof zal wel bindend zijn.