A-G Rantos brengt conclusie uit over indirecte discriminatie op het werk wegens handicap van kind

Contentverzamelaar

A-G Rantos brengt conclusie uit over indirecte discriminatie op het werk wegens handicap van kind

Een werknemer kan, zonder zelf gehandicapt te zijn, indirect worden gediscrimineerd op grond van handicap, wegens een handicap van zijn kind. Die werknemer kan zich aldus beroepen op het EU-rechtelijke verbod van elke vorm van indirecte discriminatie op grond van handicap. De betrokken werkgever moet voorzien in redelijke aanpassingen om de discriminatie weg te nemen. Dat is het advies van advocaat-generaal Rantos aan het EU-Hof naar aanleiding van prejudiciële vragen van een Italiaanse rechter.

Het gaat om de conclusie van advocaat-generaal (hierna: A-G) Rantos van 13 maart 2025 in de zaak C-38/24, Bervidi.

Achtergrond

G.L., die mantelzorger van haar zwaar gehandicapte kind is, betoogt in deze zaak dat haar werkgever AB, zich jegens haar discriminerend heeft gedragen door te weigeren gevolg te geven aan haar verzoek om voor de uitoefening van haar taken permanent te worden tewerkgesteld op een vaste werkplek met een vast dienstrooster in de ochtend. Door deze aanpassing kan zij voorzien in de hulpbehoefte van haar kind en voor hem als hoofdverzorger optreden. G.L. blijft haar beroepsactiviteit op voet van gelijkheid met de andere werknemers uitoefenen. 

In deze context heeft de hoogste Italiaanse rechter in burgerlijke en strafzaken vragen aan het EU-Hof gesteld over de EU-richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid en beroep (hierna: de richtlijn). Die rechter wil met name van het EU-Hof vernemen of de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat iemand als G.L., die zelf niet gehandicapt is, zich in rechte kan beroepen op het verbod van elke vorm van indirecte discriminatie op de werkplek op grond van handicap. Het gaat in het geval van G.L. om zogenoemde ‘indirecte associatieve discriminatie’ op grond van handicap. Indien de vraag bevestigend wordt beantwoord, dan wil de rechter vernemen of de werkgever van G.L., teneinde de discriminatie weg te nemen, jegens haar moet voorzien in redelijke aanpassingen in de zin van de richtlijn. 

Advies 

De A-G concludeert dat een werknemer als G.L. zich kan beroepen op het verbod van elke vorm van indirecte discriminatie op de werkplek op grond van handicap. De A-G brengt daarbij in herinnering dat het EU-Hof in zijn arrest in de zaak Coleman heeft geoordeeld dat een werknemer zoals G.L. zich kan beroepen op het verbod van elke vorm van directe discriminatie op de werkplek op grond van handicap (zie het ECER-bericht daarover). In die zaak ging het om zogenaamde ‘directe associatieve discriminatie’ op grond van handicap. Volgens de A-G volgt uit artikel 2, lid 1, van de richtlijn dat het verbod op directe associatieve discriminatie op grond van handicap logischerwijs het verbod van indirecte associatieve discriminatie op grond van handicap impliceert. Het maken van onderscheid tussen deze twee vormen van discriminatie zou volgens de A-G namelijk afbreuk doen aan de interne samenhang van de richtlijn. 

De werkgever van een werknemer als G.L. moet voorzien in redelijke aanpassingen in de zin van de richtlijn om de discriminatie weg te nemen. Het gaat dan met name om de aanpassing van het arbeidsritme en de taakverdeling, teneinde de mantelzorger in staat te stellen om, naargelang de behoeften in een concrete situatie, in de hulpbehoefte van zijn kind te voorzien en voor hem als hoofdverzorger op te treden. De maatregelen mogen echter geen onevenredige belasting voor de werkgever vormen.

Opmerking: een conclusie van een A-G is een advies aan het EU-Hof. Het EU-Hof is volledig vrij daarvan af te wijken. Het is nog niet bekend wanneer de uiteindelijke uitspraak van het EU-Hof zal verschijnen. Dit kan nog enkele maanden duren. De uitspraak van het EU-Hof zal wel bindend zijn.

Meer informatie