A-G: Sportbestuursorganen kunnen in hun zelfregulering worden beperkt door Unierecht

Contentverzamelaar

A-G: Sportbestuursorganen kunnen in hun zelfregulering worden beperkt door Unierecht

Sportbestuursorganen zijn beperkt in hun zelfregulering wanneer er een aanzienlijke invloed is op aangelegenheden die door het Unierecht worden beheerst. Deze beperking doet geen afbreuk aan de fundamentele vrijheid van vereniging. Dat is de conclusie van A-G Emiliou in een drietal zaken naar aanleiding van prejudiciele vragen van Duitse en Portugese rechters.

Het gaat over de conclusies van Advocaat Generaal (A-G) Emiliou van 15 mei 2025 in de zaken C-209/23 (RRC Sports), C-428/23 (ROGON e.a.) en C-133/24 (Tondela e.a.).

Het EU-Hof heeft al eerder in verschillende zaken (zaken C-124/21 P , C-333/21 en C-650/22) bepaalde regelingen van nationale of internationale sportverenigingen getoetst aan de mededingings- en/of interne marktregels van de EU. De drie onderhavige zaken liggen in het verlengde van die rechtspraak.

In zaak C-209/23 (RRC Sports) proberen twee voetbalmakelaars de toepassing van bepaalde regels in het regelgevend kader van een internationale sportbond (Federation Internationale de Football Association (“FIFA”)) te voorkomen (in dit geval de in december 2022 door de raad van de FIFA aangenomen FIFA Football Agent Regulations), waarin onder meer de beloning, de activiteiten en het gedrag van deze makelaars worden geregeld. Zij stellen dat deze regels in strijd zijn met het vrij verrichten van diensten, met de mededingingsregels van de EU en met bepaalde bepalingen inzake gegevensbescherming. De FIFA acht de betrokken regels rechtmatig en noodzakelijk voor de integriteit van het voetbal.

In zaak C-428/23 (ROGON e.a.) stelt het Bundesgerichtshof (Duitsland) vragen in een soortgelijk geschil. Twee ondernemingen die advies- en vertegenwoordigingsdiensten aan voetbalspelers verlenen, en de directeur van een van die ondernemingen, proberen te voorkomen dat de regelgeving van een nationale sportbond (de Duitse voetbalbond, “DFB”) inzake de activiteiten van voetbalmakelaars onherstelbare schade veroorzaakt.

In zaak C-133/24 (Tondela e.a.) hebben voetbalclubs uit de Portugese eerste en tweede divisie tijdens de COVID-19-pandemie een overeenkomst gesloten met de nationale voetbalbond. De clubs stemden ermee in geen spelers te contracteren die hun contract eenzijdig hadden opgezegd vanwege de pandemie.

Deze zaken werpen verdere belangrijke vragen op met betrekking tot de autonomie van zowel nationale als internationale sportbestuursorganen, en de mate waarin de door dergelijke organen vastgestelde regels in overeenstemming moeten zijn met de EU-regels inzake mededinging, interne markt en gegevensbescherming.

Opmerking : een conclusie van een A-G is een advies aan het EU-Hof. Het EU-Hof is volledig vrij daarvan af te wijken. Het is nog niet bekend wanneer de uiteindelijke uitspraak van het EU-Hof zal verschijnen. Dit kan nog enkele maanden duren. De uitspraak van het EU-Hof zal wel bindend zijn.

Meer informatie:
Persbericht Curia
ECER-dossier: Mededinging
ECER-dossier: Interne markt
ECER-dossier: Privacy
ECER-dossier: Sport
ECER-dossier: Werknemers (vrij verkeer personen)
ECER-dossier: Diensten (vrij verkeer)