A-G Trstenjak: lidstaten verplicht tot behandeling asielverzoek op humanitaire gronden

Contentverzamelaar

A-G Trstenjak: lidstaten verplicht tot behandeling asielverzoek op humanitaire gronden

Een lidstaat heeft de plicht tot behandeling van een asielverzoek vanwege humanitaire redenen, als anders een ernstig risico van schending van de in het Handvest van de grondrechten gegarandeerde rechten van de asielzoeker ontstaat.

Dit betoogt AG Trstenjak in haar conclusie van 27 juni jl. in de zaak C‑245/11, K.

Het betreft een zaak waarbij een Tsjetsjeense die illegaal Polen is binnengekomen en daar een asielaanvraag heeft ingediend. Zij heeft echter Polen verlaten zonder haar procedure af te wachten. Zij is  illegaal naar Oostenrijk afgereisd waar zij vervolgens een tweede asielaanvraag heeft ingediend.

Een volwassen zoon van verzoekster woont met zijn echtgenote en kinderen in Oostenrijk. De echtgenote van de zoon is tijdens de Tsjetsjeense burgeroorlog verkracht en daardoor besmet geraakt met hiv. Verzoekster is het enige familielid dat op de hoogte is van de verkrachting, omdat onthulling van dit feit zou kunnen leiden tot eerwraak door een van de mannelijke familieleden. Omdat de schoondochter door gezondheidsproblemen niet in staat is haar kinderen  te verzorgen, wil verzoekster deze zorg op zich nemen. Het risico bestaat anders dat de kinderen uit huis worden geplaatst. Om dit te voorkomen heeft verzoekster asiel in Oostenrijk aangevraagd.

Oostenrijk heeft het verzoek afgewezen, omdat Polen de verantwoordelijke lidstaat is. Polen heeft op verzoek van Oostenrijk ingestemd met overname van de asielaanvraag van verzoekster.

AG Trstenjak komt tot de conclusie dat een lidstaat in buitengewone omstandigheden verplicht kan zijn gebruik te maken van zijn recht tot behandeling van een asielverzoek om humanitaire redenen. Volgens de AG is dit het geval wanneer een afwijzing leidt tot een ernstig risico van schending van de in het Handvest gegarandeerde rechten van verzoekster.

De AG meent daarom dat een lidstaat waar een asielzoeker zich bevindt, maar voor wiens asielverzoek hij niet primair verantwoordelijk is, de asielzoeker niet aan de primair verantwoordelijke lidstaat mag overdragen wanneer dit zou leiden tot schending van de door het Handvest gegarandeerde rechten van die asielzoeker. In een dergelijk geval mag de lidstaat waar de asielzoeker zich bevindt en die op grond van de soevereiniteitsclausule het verzoek zelf mag behandelen, het criterium voor de primair verantwoordelijke lidstaat niet toepassen. De lidstaat moet in een dergelijk geval nagaan of volgens een van de subsidiaire criteria een andere lidstaat als verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek kan worden aangewezen, zodat de asielzoeker kan worden overgedragen zonder dat zijn grondrechten worden geschonden. De AG is van mening dat in de voorliggende situatie echter geen sprake is een eventuele schending van het Handvest.