Aanbestedingen mogen niet altijd betaling van CAO-loon voorschrijven

Contentverzamelaar

Aanbestedingen mogen niet altijd betaling van CAO-loon voorschrijven

Bij de aanbesteding van bouwwerken mag niet altijd als voorwaarde worden gesteld dat werknemers het CAO-loon betaald krijgen. Wanneer het CAO-loon niet algemeen verbindend is verklaard, hoeven buitenlandse (onder)aannemers zich daaraan niet te houden. Zo’n aanbestedingseis is in strijd is met de richtlijn terbeschikkingstelling van werknemers en met het vrij verkeer van diensten. Dat heeft het EG-Hof bepaald in de Duitse zaak Rüffert.

Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers geeft precieze voorwaarden waaronder een lidstaat aan ondernemingen een bepaald minimumloonpeil kan opleggen voor de uitvoering van werk door buitenlandse werknemers in die lidstaat. In de zaak C-346/06 verplichtte een Duitse deelstaatwet dat voor de uitvoering van overheidsopdrachten in Duitsland het loonpeil dat in de Duitse CAO was vastgesteld toe te passen op alle werknemers, dus ook voor de grensoverschrijdende Poolse werknemers.

Een Duits bouwbedrijf had voor de uitvoering van een overheidsopdracht gebruik gemaakt van een Poolse onderaannemer. In het contract dat dit bouwbedrijf had met de deelstaat Niedersachsen was opgenomen dat voor alle werkzaamheden de CAO betreffende de bouwnijverheid van toepassing diende te zijn, conform een deelstaatwet die dit verplicht stelde. Toen bleek dat de Poolse onderaannemer zijn werknemers onder het loonpeil van deze CAO had uitbetaald diende de Duitse onderneming een boete te betalen. De verwijzende rechter vraagt het Hof of de deelstaatwet in overstemming is met het vrij verkeer van diensten.

Een minimumprijspeil voor werknemers in een sector is volgens het Hof mogelijk, maar dan moet wel aan de eisen voldaan zijn die de gemeenschapswetgever hiervoor heeft vastgesteld in artikel 3, leden 1,7 en 8 van richtlijn 96/71.

Een van de eisen die richtlijn 96/71 stelt is dat de CAO, indien dit mogelijk is in de lidstaat (wat het geval is in Duitsland), algemeen verbindend wordt verklaard. In dit geval was dit niet gebeurd. Een tweede eis houdt in dat de CAO ‘algemene rechtsgevolgen’ dient te hebben. In dit geval was de CAO enkel van toepassing op overheidsopdrachten en niet op opdrachten in de particuliere sector. Om deze redenen kan de betreffende regeling naar het inzicht van het Hof niet voldoen aan de communautaire eisen en daarom niet in stand blijven

De uitlegging van richtlijn 96/71 in het licht van artikel 49 EG bevestigt de visie van het Hof. De verplichting een CAO toe te passen kan aanneming van werk door buitenlandse ondernemingen beletten, belemmeren of minder aantrekkelijk maken. Er is daarom sprake van een belemmering die artikel 49 EG in principe verbiedt. Een minimumloonpeil dient conform richtlijn 96/71 te worden vastgesteld, als afwijking van dit principe.

Bescherming van de werknemer kan hier niet als rechtvaardiging worden aangevoerd. Indien de werknemer werkelijk beschermd diende te worden, dan had de verplichting zich ook uit moeten strekken over particuliere opdrachten.

Lees ook het antwoord van de minister van Sociale Zaken & Werkgelegenheid op kamervragen van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

Update: Reactie van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het arrest.