Advies: Maastrichts coffeeshopbeleid kan door de EU-beugel

Contentverzamelaar

Advies: Maastrichts coffeeshopbeleid kan door de EU-beugel

De handel in cannabis in coffeeshops valt niet onder het vrij verkeer van diensten in de EU. Het Maastrichts verbod waardoor niet-ingezetenen van Maastricht geweerd worden uit de plaatselijke coffeeshops blijft overeind. De Maastrichtse maatregel is noodzakelijk in het kader van de handhaving van de openbare orde, aldus Advocaat-Generaal Bot in zijn advies aan het EU-Hof.

Tegen deze achtergrond kunnen volgens de Advocaat-Generaal (A-G) de Europese vrij-verkeersregels geen legitimatie opleveren voor de handel in een verdovend middel dat in alle lidstaten juridisch verboden is. De handel in drugs valt niet onder artikel 56 EU-Werkingsverdrag, het vrij verrichten van diensten in de EU. Hij leidt dit af uit eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie over de handel in verdovende middelen en het EU-belastingrecht. Daarin maakte het Hof uit dat deze middelen onder een volstrekt invoer- en verhandelingsverbod vallen en dat de EU-regels inzake douanerechten en BTW niet van toepassing zijn. Volgens Bot kan deze jurisprudentie ook naar artikel 56 EU-Werkingsverdrag worden doorgetrokken. De handel in cannabis kan geen enkele rechtvaardiging vinden.

Het bijkomende element dat in coffeeshops niet alleen cannabis, maar ook drank en voedsel wordt verkocht benadert hij met een flinke dosis realiteitszin. Buitenlanders gaan volgens A-G Bot geen honderden kilometers rijden om in een Maastrichtse coffeeshop een kopje thee te drinken. Ook hier weer moet volgens hem worden voorkomen dat de handel in andere middelen de belangen van de drugshandel kunnen dienen met een beroep op het Europese recht.

De coffeeshophouder in kwestie kan dus geen beroep doen op het vrij verrichten van diensten om zijn handel aan niet-ingezetenen voort te zetten. Sterker nog, de Maastrichtse regeling is volgens Bot noodzakelijk om de openbare orde te handhaven. De maatregel is gericht op indamming van de gevolgen van drugstoerisme. Hier zijn de lidstaten volgens Bot op grond van de handhaving van de openbare orde (artikel 4 EU-Verdrag en artikel 72 EU-Werkingsverdrag) zelfs toe verplicht.

Wel laat Bot duidelijk merken niet gecharmeerd te zijn van het Nederlandse gedoogbeleid. Dit beleid leidt volgens hem tot ‘democratisering’ van het gebruik van schadelijke middelen en tot een voortdurend hogere vraag naar behandelingen in verband met het gebruik ervan. Ook benadrukt hij dat het door Nederland gehanteerde onderscheid tussen het soft- en harddrugs absoluut niet meer opgaat, gelet op de opkomst van nieuwe (zwaardere) vormen van cannabis.