Advies: Tewerkstellingsvergunningen voor nieuwe EU-uitzendkrachten geoorloofd

Contentverzamelaar

Advies: Tewerkstellingsvergunningen voor nieuwe EU-uitzendkrachten geoorloofd

De verplichte tewerkstellingsvergunning voor het inhuren van nieuwe EU-werknemers via Poolse uitzendbureaus is niet in strijd met het vrije verkeer van diensten. Uitzendconstructies vallen onder het vrije verkeer van werknemers, en daarvoor gold nu juist een overgangsperiode. Dat is het advies van Advocaat-Generaal Bot aan het EU-Hof in een zaak die is voorgelegd door de Nederlandse Raad van State.

De Raad van State heeft het EU-Hof vragen voorgelegd over de uitleg van de bepalingen van de Toetredingsakte waarbij in 2004 tien nieuwe lidstaten, waaronder Polen, toetraden tot de EU. In deze Toetredingakte werd een overgangsperiode opgenomen, waarin het vrije verkeer van werknemers niet gold. Werkgevers hadden daarom op grond van de Nederlandse Wet Arbeid Vreemdelingen een tewerkstellingsvergunning nodig om werknemers uit de nieuwe lidstaten aan te stellen.

Deze eis gold ook voor werknemers in dienst van uitzendbureaus uit de nieuwe lidstaten. Enkele uitzendbureaus, waaronder Vicoplus, werden door het ministerie van SZW beboet omdat zij Poolse werknemers ter beschikking hebben gesteld zonder tewerkstellingsvergunning.

Vicoplus beriep zich echter op het vrij verkeer van diensten binnen de EU. Daarover stond ook een overgangsbepaling in de Toetredingsakte, maar die was alleen van toepassing op Duitsland en Oostenrijk. De Raad van State legde vervolgens vragen voor aan het EU-Hof

Advocaat-Generaal Bot heeft nu advies uitgebracht aan het EU-Hof. Hij is het eens met het ministerie van SZW. Weliswaar is de terbeschikkingstelling van werknemers een vorm van dienstverlening, maar voor de toepassing van de overgangsbepalingen uit de Toetredingsakte moet de terbeschikkingstelling van werknemers worden aangemerkt als een onderdeel van het vrij verkeer van werknemers en niet van het vrije verkeer van diensten. De verplaatsing van werknemers is immers niet slechts bijkomstig ten opzichte van de dienstverrichting. Het hoofddoel van deze vorm van dienstverrichting is immers de werknemers toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt van Nederland. En daarvoor gold in de bewuste periode nu juist de overgangsregeling voor het vrije werknemersverkeer.

Bot volgt met deze uitleg de door het ministerie van SZW en de Nederlandse regering bepleite uitleg van eerdere rechtspraak van het EU-Hof. Die uitleg is volgens Bot ook consistent met de overgangsbepalingen die het vrij verrichten van diensten in Duitsland en Oostenrijk gedurende de overgangsperiode verbieden in bepaalde gevoelige sectoren van de economie. Die hebben immers betrekking op alle vormen van dienstverlening die gepaard gaan met verkeer van werknemers, en niet alleen de terbeschikkingstelling van werknemers.

De uitspraak van het EU-Hof wordt binnen enkele maanden verwacht. Het oordeel van het EU-Hof zal ook van belang zijn voor werknemers uit Roemeniƫ en Bulgarije, en, in de toekomst, voor andere toetredende staten.