Advocaat-Generaal: tariefafspraak kabelabonnement in strijd met EU-richtlijn telecommunicatiediensten

Contentverzamelaar

Advocaat-Generaal: tariefafspraak kabelabonnement in strijd met EU-richtlijn telecommunicatiediensten

Een afspraak tussen de gemeente Hilversum en UPC over de verhoging van de abonnementstarieven is in strijd met EU-richtlijnen inzake telecommunicatiediensten. Zelfs wanneer deze afspraak is verdisconteerd in de verkooppprijs van het kabelnet. Of de afspraak kan worden beschouwd als een onderdeel van een zogenoemde openbare dienstverplichting moet nader worden onderzocht door het Gerechtshof Amsterdam. Dat is het advies van Advocaat Cruz Villalon aan het EU-Hof. Over een paar maanden wordt de uitspraak van het EU-Hof verwacht.

Het betreft hier de conclusie van 30 april 2013 in zaak C-518/11 UPC Nederland tegen gemeente Hilversum.

In 1996 heeft de Gemeente Hilversum haar kabelnetbedrijf verkocht aan UPC Nederland. De verkoopovereenkomst bevatte een zogeheten "tariefbeperkend beding". Op grond van deze bepaling werd de mogelijkheid voor UPC Nederland om tariefwijzigingen door te voeren, beperkt. In 2003 heeft UPC aan de gemeente Hilversum meegedeeld dat het tarief voor het aangeboden standaardpakket verhoogd zou worden. Partijen twisten over de toelaatbaarheid van een prijsverhoging gezien het tariefbeperkende beding. UPC stelt zich op het standpunt dat het tariefbeperkende beding nietig is wegens strijd met EU-regelgeving betreffende telecommunicatie.

De Gemeente Hilversum en de Nederlandse regering stellen dat het tariefbeperkende beding tussen partijen vrij is overeengekomen bij de sluiting van de overeenkomst en is verkregen in ruil voor de overeengekomen prijs. Hoe dan ook verzetten naar hun oordeel de Europese regels zich niet tegen het tariefbeperkende beding, nu dit niet belet dat de toezichthouder, in casu de OPTA, op elk moment krachtens artikel 17 van de universele-dienstrichtlijn een maatregel ter bevordering van de mededinging kan treffen.

UPC en de Europese Commissie zijn daarentegen van oordeel dat een dergelijke clausule thans onverenigbaar is met het EU-regelingskader voor telecommunicatiediensten, bestaande uit een aantal EU-richtlijnen die in 2002 zijn vastgesteld. Met name kan de Gemeente Hilversum niet worden beschouwd als een toezichthouder als de OPTA – de enige die maatregelen ter regulering van de eindverbruikersprijs zoals die vervat in het tariefbeperkende beding mag treffen – of worden geacht wettig in de hoedanigheid van toezichthouder te hebben gehandeld.

De Commissie sluit echter niet uit dat een dergelijke maatregel, indien hij strookt met de beginselen van transparantie, evenredigheid en non-discriminatie, de tegenprestatie kan vormen voor een onder artikel 106, lid 2, van het EU-Werkingsverdrag vallende openbare-dienstverplichting, hetgeen ter beoordeling van de verwijzende rechter staat.

De Advocaat-Generaal volgt nu de opvattingen van UPC en de Commissie, en adviseert het EU-Hof de zaak voor nader onderzoek terug naar het Gerechtshof te sturen.