AG: Europese collectieve vorderingen tegen Facebook niet mogelijk

Contentverzamelaar

AG: Europese collectieve vorderingen tegen Facebook niet mogelijk

De EU-regels over de rechterlijke bevoegdheid in consumentenzaken verzetten zich tegen collectieve acties. Een klager kan niet namens andere consumenten uit andere lidstaten vorderingen met hetzelfde onderwerp instellen. Hij kan alleen in zijn eigen lidstaat voor zichzelf als ‘consument’ tegen Facebook Ierland een juridische procedure voeren. Dat adviseert advocaat-generaal Bobek het EU-Hof.

Het gaat om de conclusie van advocaat-generaal Bobek van 14 november 2017 in de zaak C-498/16. Zie ook het persbericht van het EU-Hof.

Een Oostenrijker heeft sinds 2008 een Facebook account en sinds 2011 ook een Facebookpagina. Hij is jurist gespecialiseerd in IT- en gegevensbeschermingsrecht en heeft vooral naam gemaakt met zijn zaak over Facebook tegen de Irish Data Protection Commissioner. Hierin heeft het EU-Hof bepaald dat de Safe-harbour overeenkomst tussen de VS en de EU ongeldig is omdat de opslag van gegevens van EU-burgers in de VS hun privacy schond. In deze nieuwe zaak stelt hij zelf en namens andere personen binnen en buiten de EU bij de Oostenrijkse rechter een procedure in tegen Facebook. Hierin stelt hij dat Facebook meerdere inbreuken maakt op gegevensbeschermingsregels. Facebook bestrijdt de internationale bevoegdheid van de Oostenrijkse rechter en is ook van mening dat de Oostenrijker geen consument is, omdat hij zijn Facebook pagina beroepsmatig gebruikt. Hij kan volgens Facebook dus ook geen gebruik maken van de aan de status van consument verbonden rechten.

Het Oostenrijkse Oberste gerichtshof vraagt het EU-Hof of de Oostenrijker nog wel als consument kan worden beschouwd in de zin van de verordening 44/2001 over de rechterlijke bevoegdheid nu hij boeken publiceert, lezingen houdt (soms ook tegen betaling), websites exploiteert, giften inzamelt en de rechten van talrijke consumenten aan zich laat cederen onder de belofte dat een mogelijke procesopbrengst, na aftrek van de proceskosten, aan hen zal worden overgemaakt. Ook wil hij weten of die verordening zo kan worden uitgelegd dat deze een bijzondere bevoegdheidsregel bevat die een consument toestaat om namens andere consumenten in de EU collectieve vorderingen in te stellen.

In zijn conclusie onderzoekt advocaat-generaal (A-G) Bobek de terminologie van de richtlijn, maar verkent ook uitgebreid de gedragingen van personen op sociale media en de verhouding tussen Facebook en zijn gebruikers. Hij stelt vast dat Facebook accounts vooral persoonlijk gebruik dienen maar Facebook pagina’s ook commercieel en beroepsmatig gebruik dienen. Vaak is de scheidslijn tussen die twee, wanneer iemand beide gebruikt, niet helder vast te stellen. Bobek adviseert dat voor de vraag of de Oostenrijker wel als een ‘consument’ in de zin van verordening 44/2001 moet worden gezien, niet zozeer de door de verwijzende rechter genoemde activiteiten, als wel de aard en het doel van de overeenkomst tussen hem en Facebook bepalend is. Hij voegt daaraan toe dat er in gecompliceerde gevallen waarin de aard en het doel zowel particulier als beroepsmatig is, moet worden beoordeeld of de beroepsmatige inhoud eventueel als marginaal kan worden aangemerkt. Zo ja, dan kan de hoedanigheid van consument blijven bestaan. Bovendien mag niet worden uitgesloten dat de hoedanigheid van een van de partijen soms, vanwege de onbepaalde inhoud en duur van de overeenkomst, in de loop van de tijd verschuift.

Met betrekking tot de aard en het doel van de contracten tussen de Oostenrijker en Facebook dient de verwijzende rechter te bepalen of het om een consumentencontract gaat dan wel of hij vooral activiteiten van commerciële aard ontplooit. De A-G geeft wel aan dat in de context van sociale media, wanneer de activiteiten een verlengstuk zijn van de status van de gebruiker en geen directe commerciële impact hebben, het volgens hem blijft gaan om persoonlijk gebruik als consument. De A-G concludeert dan ook dat de Oostenrijker in ieder geval voor zijn eigen vorderingen kan worden aangemerkt als ‘consument’ voor zijn eigen Facebookaccount.

Een collectieve vordering (ook wel: class action) namens anderen is volgens de A-G echter bij de huidige stand van het EU-recht niet mogelijk. De bewoordingen, de totstandkomingsgeschiedenis en het doel van de verordening verzetten zich tegen een interpretatie die een nieuwe bijzondere bevoegdheid in het leven roept voor een consument - aan wie andere consumenten - die hun woonplaats hebben in andere lidstaten of in derde landen, vorderingen hebben overgedragen met hetzelfde onderwerp, aldus de A-G. De A-G erkent tot slot dat een EU-maatregel over collectieve vorderingen weliswaar het belang van effectieve rechtsbescherming van consumenten dient en dat ook de Commissie het nut van een dergelijk instrument al heeft erkend, maar dat het niet aan het EU-Hof is dat te creëren.