Inloggen
Asielprocedure in lidstaat waar onbegeleide minderjarige asielzoeker zich na verzoek bevindt
Nieuwsbericht | 10-06-2013
Het betreft het arrest in de Zaak C-648/11 M.A. e.a.
Het geschil betrof de uitleg van verordening 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen werke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een derdelander bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublin-verordening). In deze zaak hadden drie niet-begeleide minderjarigen uit derde landen, die geen gezinslid hebben dat zich wettig op het grondgebied van een lidstaat ophoudt, in verschillende lidstaten een asielverzoek ingediend. De Britse autoriteiten besloten vervolgens om de in het Verenigd Koninkrijk ingediende asielverzoeken niet in behandeling te nemen en om de overdracht voor te stellen aan de lidstaat waarin zij voor de eerste maal een asielverzoek hadden ingediend.
Het Hof vindt dat niet-begeleide minderjarigen bijzonder kwetsbare personen zijn, hetgeen impliceert dat zij in beginsel niet aan een andere lidstaat worden overgedragen. Volgens het Hof is in principe de lidstaat waarin de niet-begeleide minderjarige zich bevindt, de lidstaat die het asielverzoek in behandeling moet nemen. Dat is slechts anders als een gezinslid zich in een andere lidstaat bevindt. Dit heeft overigens volgens het Hof niet tot gevolg dat de niet-begeleide minderjarige wiens asielverzoek in een eerste lidstaat ten gronde is afgewezen, vervolgens een andere lidstaat kan dwingen om een asielverzoek in behandeling te nemen. Deze uitleg werkt dus volgens het Hof geen ‘asielshopping’ in de hand.