Asielzoeker heeft geen keuzerecht
Nieuwsbericht | 10-01-2014
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 10 december 2013 in de zaak C-394/12.
Shamso Abdullahi, een 22-jarige vrouw uit Somalië, komt illegaal de Unie binnen in Griekenland, reist illegaal door en komt via Hongarije Oostenrijk binnen. Aan deze grens wordt ze gearresteerd door de Oostenrijkse politie. In Oostenrijk dient Abdullahi een asielverzoek in. Oostenrijk doet een overnameverzoek van het asielverzoek aan Hongarije, dat hiermee instemt. Abdullahi stelt hiertegen beroep in en stelt dat Griekenland, niet Hongarije, de lidstaat is die haar verzoek in behandeling moet nemen. Dit zou volgen uit het “land van eerste binnenkomst”-criterium van de Dublinverordening (Verordening 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend). Maar nu Griekenland de mensenrechten niet zou eerbiedigen, doet zij haar verzoek in Oostenrijk.
De belangrijkste vraag die aan het Hof wordt gesteld is of nationale rechter in een beroepsprocedure een andere lidstaat moet aanwijzen wanneer deze op grond van de criteria van Verordening 343/2003 de aangewezen lidstaat zou zijn. Kortom, heeft de asielzoeker recht op behandeling van zijn asielverzoek door de lidstaat die wordt aangewezen door de criteria van bovengenoemde verordening?
Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend. De achterliggende beginselen en doelen van de Verordening 343/2003 zijn wederzijds vertrouwen, efficiëntie en het voorkomen van "forum shopping". Ook hebben lidstaten een ruime beoordelingsvrijheid, zo zegt het Hof.
Het Hof overweegt dat de asielzoeker slechts tegen de keuze van lidstaat kan opkomen door zich te beroepen op systematische fouten in de asielprocedure en opvang die een reeël risico van onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengt. Niets wijst erop dat dat dat in deze zaak geval is, aldus het EU-Hof.