België en Oostenrijk krijgen meer tijd om quota voor buitenlandse studenten te verantwoorden

Contentverzamelaar

België en Oostenrijk krijgen meer tijd om quota voor buitenlandse studenten te verantwoorden

De quotaregelingen van België en Oostenrijk voor de inschrijving van niet-onderdanen voor de opleiding tot arts, tandarts, fysiotherapeut of dierenarts mogen worden verlengd tot 2016. Dat is het gevolg van het besluit van de Commissie tot verlenging van de opschorting van de inbreukprocedures tegen deze lidstaten. Voorwaarde voor de opschorting is dat beide landen doorslaggevend feitenmateriaal verzamelen over de vraag waarom deze opleidingen een uitzondering moeten vormen op de EU-verdragsregels betreffende het vrije verkeer van burgers. Normaal garanderen die regels EU-onderdanen met de vereiste diploma's onbeperkte toegang tot het hoger onderwijs in alle lidstaten.

Androulla Vassiliou, EU-commissaris voor Onderwijs, Cultuur, Meertaligheid en Jeugdzaken, staat positief tegenover het besluit: "De Commissie heeft aandachtig geluisterd naar de argumenten van België en Oostenrijk en heeft gekozen voor een evenwichtige benadering, die zowel het vrije verkeer van EU-burgers als hun recht op gezondheidszorg van hoog niveau beschermt. Eind 2016 zullen wij een weloverwogen besluit over deze twee specifieke zaken kunnen nemen en beschikken over een sterk wetgevingskader in overeenstemming met de uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit kader zal het mogelijk maken iets te doen aan gelijkaardige problemen in andere lidstaten, mochten deze zich voordoen."

Tegen België en Oostenrijk werden gerechtelijke procedures wegens niet-nakoming van de verdragsregels ingeleid in 2007, nadat beide landen nationale quota hadden ingevoerd (zie 'Achtergrond' voor meer details) als reactie op een ernstige toename van het aantal buitenlandse studenten die zich wilden inschrijven voor geneeskundige opleidingen. De buitenlandse studenten kwamen vooral uit buurlanden waar dezelfde taal wordt gesproken – Duitse studenten in het geval van Oostenrijk, en Fransen die naar België kwamen.

Hoewel de wetgeving die de quota vastlegde een duidelijke schending van het beginsel van vrij verkeer van EU-burgers inhield, erkende de Europese Commissie dat een zo grote instroom in de toekomst zou kunnen leiden tot tekorten aan gekwalificeerd personeel in de gezondheidszorg. De Commissie schortte daarom haar inbreukprocedures op om beide lidstaten de kans te geven feitenmateriaal te verzamelen over de vraag of de houdbaarheid van de gezondheidszorg werd bedreigd.

Achtergrond

De afgelopen vijf jaar hebben België en Oostenrijk systemen voor toezicht ingevoerd en onderzoek gedaan om een prognose van vraag en aanbod voor medisch personeel te kunnen maken. Toch wezen deze landen erop dat het voor hen om uiteenlopende redenen onmogelijk was om definitief te besluiten of de bedreiging van de gezondheidszorg voldoende ernstig was om een uitzondering op het beginsel van vrij verkeer te verantwoorden. Als belangrijkste reden gaven zij op dat de termijn van het toezicht niet overeenkwam met de termijn die nodig is voor de opleiding en stages van medisch personeel, alsook de moeilijkheid om voldoende precies de vermoedelijke gevolgen in te schatten van andere factoren zoals arbeidsmobiliteit, technologische ontwikkelingen, wijzigende behoeften van de bevolking en hervormingen in de medische sector.

Intussen kwam er van het Hof van Justitie van de Europese Unie ook een belangrijke uitspraak in dit verband (zie hieronder), die duidelijk maakt dat aan strikte en op feiten gebaseerde voorwaarden moet worden voldaan vóór beperkingen op het vrije verkeer van EU-burgers kunnen worden toegestaan om de houdbaarheid van de gezondheidszorg te beschermen.

Dat de Commissie nu de inbreukprocedures voor vier jaar verder opschort, geeft België en Oostenrijk de kans om het dossier te verbeteren en om beleidsopties te verkennen die mogelijke tekorten aan gekwalificeerd personeel zouden beperken. De resultaten van het toezicht en de evaluatie zullen worden verwerkt in een versterkt toezichtsprogramma om de medische behoeften van de landen in kaart te brengen. Voorwaarde voor de opschorting is dat België en Oostenrijk het afgesproken toezicht uitvoeren.

Commissaris Vassiliou zal de bevoegde instanties in beide landen een brief sturen met een nauwkeurige beschrijving van het Commissiebesluit.

De zaak Bressol

In het 'arrest-Bressol' van 13 april 2010 over de klacht van een Franse student tegen de quota in België heeft het Hof van Justitie het fundamentele belang van vrij verkeer voor studenten onderstreept en duidelijk gemaakt dat in die zaak geen financiële argumenten mochten worden gebruikt om beperkingen te verantwoorden. Maar het Hof heeft ook aanvaard dat de behoefte om de kwaliteit van de gezondheidszorg te beschermen onder bepaalde heel strikte voorwaarden beperkingen op het fundamentele recht op vrij verkeer kan rechtvaardigen. Het Hof besliste in dit arrest dat een reëel risico voor de gezondheidszorg moet worden gestaafd met degelijke, samenhangende gegevens. Een dergelijk risico zou de vorm kunnen aannemen van een lagere opleidingskwaliteit of een tekort aan geschoold personeel in de toekomst. Maar de mogelijkheid om medisch personeel uit andere lidstaten aan te werven moet ook worden overwogen.

Als het risico is bewezen, moeten de nationale overheden aantonen dat alle maatregelen om het risico te verkleinen niet alleen nodig zijn, maar ook daadwerkelijk dit risico zullen verminderen; in het bijzonder zouden de overheden moeten bewijzen dat alle maatregelen om het aantal buitenlandse studenten te verkleinen daadwerkelijk zullen leiden tot een toename van het beschikbare medische personeel in eigen land. Ten slotte moeten de nationale overheden aantonen dat zij niet hadden kunnen kiezen voor minder beperkende maatregelen, bijvoorbeeld stimulansen om medisch personeel uit andere lidstaten aan te trekken of om buitenlandse studenten aan te moedigen na hun studies nog in het land te blijven.

België en Oostenrijk hebben met de Commissie afgesproken dat zij bij de uitvoering van het arrest van het Hof hun systemen voor toezicht nu zullen bijwerken en verbeteren. Zij zullen de Commissie gegevens en goed gefundeerde prognoses bezorgen met betrekking tot de loopbaankeuzes van afgestudeerden, zowel over het land van tewerkstelling als over de reële in- en uitstroom van reeds gekwalificeerd personeel in het land. Eind 2016 moeten er voldoende gegevens beschikbaar zijn over afgestudeerden van verscheidene jaren, en genoeg informatie over tendensen die invloed zullen hebben op het aantal gekwalificeerde personeelsleden in de gezondheidszorg om een weloverwogen besluit te kunnen nemen over de vraag of aan de strikte uitzonderingsvoorwaarden is voldaan. Is het antwoord negatief, dan zullen de gebruikelijke regels van het vrije verkeer gelden.

Quotaregeling

Door de quotaregeling in Oostenrijk is 75 % van de plaatsen in opleidingsinstituten voor artsen en tandartsen voorbehouden aan de houders van Oostenrijkse einddiploma's. In België moet 70 % van de plaatsen in de opleiding voor dierenarts en fysiotherapeut worden voorbehouden aan studenten die in België wonen (beperkingen met betrekking tot zes andere kwalificaties in de gezondheidszorg werden in 2011 opgeheven na een arrest van het Grondwettelijk Hof van België).

In beide gevallen hebben onderdanen van deze landen veel meer kans dan andere EU‑burgers om aan deze voorwaarden te voldoen. Dit vormt een onrechtstreekse discriminatie in strijd met het EU-recht, tenzij bewezen kan worden dat de voorwaarden evenredig zijn en nodig om rechtmatige doelstellingen te verwezenlijken.

Meer recent werden in België ook beperkingen ingevoerd in de huisartsgeneeskunde en in de tandheelkunde. De Europese Commissie voert hierover momenteel een onderzoek op basis van deze beginselen.

Lees hier het persbericht van de Commissie.