Belgische televisie en quasi-inbesteding

Contentverzamelaar

Belgische televisie en quasi-inbesteding

Het is onder voorwaarden toegestaan voor een overheidsinstantie om een activiteit zonder aanbestedingsprocedure te gunnen aan een samenwerkingsverband met andere overheidsinstanties. De belangrijkste voorwaarde is dat er voldoende zeggenschap is van de gunnende overheid in de uitvoerende overheidsorganisatie. In het arrest Coditel Brabant heeft het EG-Hof van Justitie het zeggenschapscriterium bij quasi-inbesteding gepreciseerd.

In de zaak Coditel Brabant draaide het allemaal om het kabeltelevisienet van de Belgische gemeente Ukkel, een voorstad van Brussel. 30 jaar lang was de exploitatie van het kabelnet van de Ukkelaren in handen van Coditel Brabant. Na aanvankelijk een aanbestedingsprocedure te hebben uitgeschreven, besloot de gemeente uiteindelijk toch de activiteit onder te brengen in een intergemeentelijke vennootschap (Brutélé, een CV). Coditel kwam hiertegen in beroep.

In eerdere jurisprudentie heeft het Hof uitgemaakt dat concessieovereenkomsten voor openbare diensten niet vallen onder richtlijn 92/50/EG betreffende overheidsopdrachten. Maar overheidsdiensten moeten wel de fundamentele regels van het EG-verdrag respecteren. Dit zou kunnen leiden tot de verplichting de activiteit aan te besteden. De toepassing van deze EG-regels is slechts uitgesloten als de concessieverlenende overheidsdienst toezicht uitoefent op de concessiehoudende dienst zoals zij dat ook zou hebben op haar eigen diensten.

In dit geval was de gemeente Ukkel vennoot in de betreffende CV, zat de gemeente in alle beslissingsorganen en kon zij dus meebeslissen over de uitoefening van de bevoegdheden van de CV. Het Hof laat het finale oordeel voor de zekerheid nog over aan de Belgische rechter, maar geeft aan dat er hier sprake is van toezicht van de gemeente Ukkel alsof de CV één van haar eigen diensten is.

Aan deze conclusie doet volgens het Hof niet af dat er naast Ukkel nog andere partijen invloed hebben op de besluitvorming van de CV. Het toezicht van de bij de vennootschap aangesloten instanties op die vennootschap, kan, om als toezicht op hun eigen diensten te worden aangemerkt, best door deze instanties gezamenlijk worden uitgeoefend, zo vindt het Hof.