Beperkte openbaarheid onderhandelingsrichtsnoeren voor toetreding van EU tot EVRM

Contentverzamelaar

Beperkte openbaarheid onderhandelingsrichtsnoeren voor toetreding van EU tot EVRM

Onderhandelingsrichtsnoeren over de toetreding van de EU tot het EVRM die zijn gecommuniceerd met de onderhandelingspartners moeten worden vrijgegeven. Dat geldt ook voor richtsnoeren waarover niet wordt onderhandeld. Voor die onderdelen kan de Raad geen beroep doen op de uitzondering "bescherming van de internationale betrekkingen" in de Eurowob. UvA-hoogleraar Leonard Besselink heeft daarmee deels gelijk gekregen van het EU-Gerecht.

Het gaat om het arrest van het Gerecht van 12 september 2013 in de zaak T-331/11.

Volgens artikel 4, lid 1, a , derde streepje van verordening 1049/2001 vormt ondermijning van de bescherming van het openbaar belang wat betreft de de internationale betrekkingen een uitzonderingsgrond voor openbaarheid. Deze bepaling is gesteld in dwingende bewoordingen, en laat geen beoordelingsruimte aan de EU-instelling. Dit is dus anders dan het tweede lid van arikel 4, dat in de daar genoemde gevallen voorrang verleent aan het publieke belang van openbaarmaking.

De Raad meende dat door de vrijgave van het mandaat de onderhandelingspositie van de unie wordt verzwakt. Voorts stelde hij dat het klimaat van vertrouwen tussen partijen die direct of indirect deelnemen aan de onderhandelingen in gevaar wordt gebracht, bijvoorbeeld als documenten niet alleen positie van de unie bevat maar ook de posities van de onderhandelingspartners, of de positie van de unie over de positie van de onderhandelingspartners. Ook kon openbaarmaking negatieve consequenties hebben voor  toekomstige onderhandelingen. En de kennis van de onderhandelingsrichtnoeren zou hebben kunnen worden gebruikt door de onderhandelingspartners.

Besselink stelde onder meer dat het document vanwege het constitutionele karakter ervan in het publieke domein behoorde en dat hij erover een publieke discussie wilde voeren met een beroep op de vrijheid van meningsuiting en de toegang tot informatie zoals gewaarborgd door het EU-Handvest van de grondrechten.

Het Gerecht volgt de Raad in zijn redenering, behalve voor het onderdeel dat gaat over de vraag tot welke protocollen bij het EVRM de EU wenst toe te treden. Die informatie was al aan de onderhandelingspartners meegedeeld. Ook het gedeelte waarin gesproken wordt over toetreding tot andere protocollen is openbaar, omdat daarover niet wordt onderhandeld. Na toetreding tot het EVRM is toetreding tot de andere protocollen een eenzijdige handeling van de Unie, die geen instemming van de andere partijen behoeft.

Bijzonder in deze zaak was dat een deel van het mandaat al openbaar was door de publicatie van een stuk op de website van de Eerste Kamer en via verwijzingen in andere raadsstukken. De Raad vindt dat niet relevant voor de vraag of het document in het publieke domein is en daarom vrijgegeven zou moeten worden.