Bescherming van inhuisadvocaten: ‘papier is geduldig’

Contentverzamelaar

Bescherming van inhuisadvocaten: ‘papier is geduldig’

Ondanks hun lidmaatschap van de Nederlandse balie maken advocaten ‘in dienstbetrekking’ geen aanspraak op het beroepsgeheim van advocaten. Tot die conclusie komt A-G Juliane Kokott in haar advies aan het Hof in een hogere voorziening over advocaten in dienst van Akzo Nobel. Zij is het met het Gerecht eens dat de zgn. ‘in-house’-advocaten in tegenstelling tot ‘externe’ advocaten structureel, hiërarchisch en functioneel afhankelijk van hun werkgever zijn.

In 2003 deed de Europese Commissie een huiszoeking bij een Britse vestiging van Akzo in het kader van een mededingsonderzoek. Daar werden enkele documenten van de daar werkzame bedrijfsadvocaat in beslag genomen en gekopieerd. Volgens Akzo mocht de Commissie dat niet, omdat die documenten onder het beroepsgeheim van de advocaat vielen. Volgens de Nederlandse wetgeving is de advocaat in dienstbetrekking uitdrukkelijk vrijgesteld van aanwijzingen van zijn werkgever. Geschillen kunnen aan de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten worden voorgelegd.

Kokott is echter ondanks deze waarborgen niet overtuigd dat deze advocaten in de dagelijkse praktijk daadwerkelijk onafhankelijk zijn. ‘Papier is geduldig’, zo merkt ze op. Ze betwijfelt of de Nederlandse regeling daadwerkelijk leidt tot onafhankelijkheid van de advocaat op de werkvloer. Bovendien blijft de advocaat altijd economisch afhankelijk van de werkgever en is meestal sprake van ‘persoonlijke vereenzelviging’ met de betrokken onderneming, aldus Kokott. Hierin verschilt volgens haar dit type advocaten van ‘externe advocaten’.

Ook is er volgens Kokott geen sprake van een algemene tendens in de EU om inpandige advocaten een beroepsgeheim te verlenen. Dit blijft beperkt tot de Angelsaksische landen, Nederland, Polen, Griekenland en Portugal. Dit noopt volgens haar niet tot een kentering in de rechtspraak.