Besluit van de Waalse regering over de bouw van windmolenparken vereist een milieubeoordeling

Contentverzamelaar

Besluit van de Waalse regering over de bouw van windmolenparken vereist een milieubeoordeling

Een regelgevend besluit dat verschillende bepalingen bevat in verband met de installatie van windmolens die moeten worden nageleefd bij de verlening van administratieve vergunningen voor de aanleg en exploitatie van dergelijke installaties, valt onder het begrip “plannen en programma’s” in de zin van de SMB-richtlijn. Dat houdt in dat het besluit moet wordt onderworpen aan een milieueffectbeoordeling. Dat heeft het EU-Hof geantwoord op vragen van de Belgische rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 27 oktober 2016 in de zaak C-290/15, D’Oultremont e.a. tegen Waals Gewest.

De Waalse regering had meerdere maatregelen genomen voor de bouw van windmolens in het Waals Gewest, waaronder een referentiekader voor de inplanting van windmolens in het Waals Gewest en een referentiekaart van de voor windmolens best gelegen zones in Wallonië. Voor deze maatregelen werd een milieueffectrapport opgesteld en een openbaar onderzoek georganiseerd. Deze maatregelen hebben echter niet geleid tot de vaststelling van een bindende regeling.

Op 13 februari 2014 nam de Waalse regering vervolgens een besluit dat niet werd onderworpen aan een milieueffectrapport. De bepalingen van het besluit zien met name op de exploitatie van windmolens (toegang, controle, onderhoud) en leggen het kader vast voor de afgifte van vergunningen voor dergelijke installaties. De bepalingen zien ook op geluidsnormen. De geluidsnormen variëren naargelang de “planologische zone” waar het om gaat, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen woon-, landbouw-, bedrijfsactiviteitszones en andere.

D’Oultremont e.a. dienden tegen dit besluit een verzoek tot nietigverklaring in bij de Belgische Raad van State. Zij vonden het besluit onverenigbaar met de bepalingen van Richtlijn 2001/42 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (“de SMB-richtlijn”), omdat het Waals Gewest het had vastgesteld zonder de bepalingen ervan vooraf te onderwerpen aan een milieu effectbeoordelingsprocedure of aan een inspraakprocedure. Het Waals Gewest meende echter dat het besluit niet valt onder het begrip “plannen en programma’s” in de zin van de richtlijn. De Belgische Raad van State heeft daarop aan het Hof de vraag voorgelegd of een regelgevend besluit dat verschillende bepalingen voor de installatie van windmolens bevat, waaronder maatregelen inzake geluidsnormen, welke bepalingen het kader vormen voor de toekenning van administratieve vergunningen voor de aanleg en exploitatie van dergelijke installaties, onder het begrip “plannen en programma’s” in de zin van de SMB-richtlijn vallen.

In zijn arrest benadrukt het Hof allereerst dat de milieueffectbeoordeling belangrijk is met betrekking tot milieuoverwegingen in de voorbereiding en goedkeuring van bepaalde plannen en programma’s. Het wezenlijke doel van de richtlijn is dat plannen en programma’s die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben aan een milieubeoordeling worden onderworpen. Om die reden moeten de bepalingen die de werkingssfeer van de richtlijn afbakenen ruim worden uitgelegd. Bovendien moet volgens het Hof een halt worden toeroepen aan mogelijke ontwijkingsstrategieën inzake de in de SMB-richtlijn neergelegde verplichtingen. Het Hof oordeelt dat het begrip “plannen en programma’s” betrekking heeft op iedere handeling die, door vaststelling van de op de betrokken sector toepasselijke regels en controleprocedures, een heel pakket criteria en modaliteiten vaststelt voor de goedkeuring en uitvoering van één of meerdere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Het besluit van de Waalse regering valt aldus onder het begrip “plannen en programma’s” in de zin van de SMB-richtlijn.