BTW-vrijstelling voor watersportverenigingen in strijd met EU-recht

Contentverzamelaar

BTW-vrijstelling voor watersportverenigingen in strijd met EU-recht

Nederland biedt een te ruime BTW-vrijstelling voor recreatieve pleziervaart en eist ten onrechte dat watersportverenigingen geen personeel in dienst mogen hebben. Dat heeft het EU-Hof bepaald.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 25 februari 2015 in de zaak C-22/15, Commissie tegen Nederland.

Richtlijn 2006/112/EG verplicht de lidstaten ertoe vrijstelling van btw te verlenen voor sommige diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding. Het gaat daarbij om instellingen zonder winstoogmerk.

De Commissie maakte in dat verband bezwaar tegen de Nederlandse regeling voor watersportorganisaties. Die is volgens de Commissie tegelijk te ruim en te strikt.

Enerzijds is de vrijstelling niet beperkt tot verhuur van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen aan leden van de watersportvereniging, maar strekt ze zich ook uit tot de verhuur aan leden van de vereniging die louter recreatief gebruik maken van het in de gehuurde lig- of bergplaats geplaatste vaartuig. De Commissie geeft daarbij het voorbeeld van motorvaartuigen voor pleziervaarten in de stad. Belangrijk zijn ook de kenmerken van de boot. De verhuur van aanlegplaaten voor motorvaartuigen die worden gebruikt op kanalen met een maximumsnelheid van minder dan 7,5 km per uur zijn volgens de Commissie niet nauw verbonden met de beoefening van sport, en mogen dus niet worden vrijgesteld van BTW.

De Nederlandse regering voerde onder meer aan dat het moeilijk is een onderscheid te maken tussen sportief en recreatief gebruik van de vaartuigen.

Anderzijds is de Commissie het er ook niet mee eens dat, om de vrijstelling te genieten, de watersportverenigingen geen personeel in dienst mogen hebben. Op die manier voegt Nederland een voorwaarde toe die verder gaat dan de BTW-richtlijn.

De Nederlandse regering wees er op dat deze voorwaarde nodig is om een onderscheid te maken tussen watersportverenigingen die volledig functioneren dankzij vrijwilligers en andere, die in concurrentie treden met commerciƫle jachthavens.

In zijn arrest van vandaag verklaart het Hof het beroep van de Commissie gegrond.