Busbedrijven schermen tevergeefs met jurisprudentie EG-Hof.

Contentverzamelaar

Busbedrijven schermen tevergeefs met jurisprudentie EG-Hof.

De vervoersbedrijven Connexxion en Arriva kunnen geen beroep instellen tegen een concessiebesluit, wanneer zij niet hebben ingeschreven op de aanbestedingsopdracht. Dit heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven bepaald in een geding tegen de provincie Friesland en de Stadsregio Rotterdam over een concessiebesluit ten gunste van een concurrent. Connexxion en Arriva beriepen zich op het Europese recht, maar haalden bakzeil.

Friesland en Rotterdam besloten een aanbestede opdracht voor busvervoer in die regio’s te gunnen aan een nieuwkomer op de Nederlandse vervoersmarkt, Qbuzz. Connexxion en Arriva, de huidige vervoerders in het gebied, hadden wegens financieel-economische redenen niet meegedaan aan de aanbestedingsronde maar stapten toch naar de rechter. Volgens Friesland en Rotterdam zijn de bedrijven, aangezien zij zich niet hadden ingeschreven, geen belanghebbende en zijn ze daarom niet ontvankelijk in hun beroep.

Om in aanmerking te komen als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1:2) is het nodig dat die partij een noodzakelijk en rechtstreeks belang heeft bij het besluit. Volgens Connexxion en Arriva heeft het EG-Hof het begrip belanghebbende dusdanig uitgelegd dat de formele hoedanigheid van een inschrijver of gegadigde bij de gunning van een bepaalde overheidsopdracht niet is vereist. Zij wezen in dat verband onder meer op de zaak C-26/03, Stadt Halle.

Volgens het Hof in de zaak Stadt Halle staat een beroepsmogelijkheid open voor eenieder die belang heeft of heeft gehad bij de gunning van de betrokken opdracht en die door een beweerde schending is of dreigt te worden benadeeld, zodra sprake is van een wilsuiting van de aanbestedende dienst die rechtsgevolgen kan hebben. De lidstaten mogen de mogelijkheid van beroep dan ook niet afhankelijk stellen van het formeel bereiken van een bepaald stadium in de betrokken aanbestedingsprocedure.

Volgens het College van Beroep heeft het Hof van Justitie niet bedoeld uit te sluiten dat het nationale recht een rechtstreekse band met het besluit vereist. Indien dit leidt tot niet-ontvankelijkverklaring in een bestuursrechtelijke zaak, kan een partij zich altijd nog wenden tot de civiele rechter. Deze kan dan beoordelen of er sprake is van (toerekenbare) schade.

Een dergelijke rechtsgang is niet in strijd met het doeltreffendheidsbeginsel. Het College van Beroep refereert hierbij nog aan de recente zaak C-268/06, Impact, maar vindt de situatie in die zaak wezenlijk anders dan in het onderhavige geval.