C-004/13 Fassbender-Firman

Contentverzamelaar

C-004/13 Fassbender-Firman

Prejudiciële Hofzaak C-004/13 Fassbender-Firman

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:  19 februari 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:  5 maart 2013
Schriftelijke opmerkingen:                  5 april 2013
Trefwoorden: sociale zekerheid (gezinstoelage bij ‘grensarbeid’)

Onderwerp: Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (zoals gewijzigd)

Verzoekster is DUI staatsburger en werkt in DUI. Zij is gehuwd met een Belg die sinds 2006 ‘bij’ een BEL uitzendbureau werkt. Het echtpaar heeft één kind (1995). Het gezin woonde tot medio 2006 in DUI waarna het naar BEL is verhuisd. Verzoekster is wel altijd in DUI blijven werken en wordt daar als onbeperkt belastingplichtig behandeld. Zij ontvangt van het DUI ‘familiefonds’ (verweerder) voor haar zoon een gezinstoeslag. In BEL heeft het gezin nooit een toeslag aangevraagd. Maar toen verweerder vernam dat het gezin naar BEL was verhuisd, heeft hij het besluit tot toekenning van de gezinsbijslag met terugwerkende kracht tot juli 2006 ingetrokken en de daarna uitgekeerde bedragen teruggevorderd. Verzoekster maakt bezwaar dat gedeeltelijk wordt gehonoreerd. Het familiefonds staat op het standpunt dat het gezin ook recht heeft op een BEL bijdrage. Een samenloop van rechten wordt in Vo. 1408/71 opgelost in de artikelen 76-79, dan zou DUI, omdat die uitkering hoger is, alleen het verschil hoeven uitkeren. Maar dan moet er juist wel in beide lidstaten worden aangevraagd.
Het Finanzgericht honoreert het beroep van verzoekster omdat het van oordeel is dat het familiefonds zich ten onrechte beroept op een gebonden beslissingsbevoegdheid en de toegekende discretionaire bevoegdheid om te beslissen over al dan niet meewegen van een buitenlandse gezinstoelsag (artikel 76.2 van Vo. 1408/71) niet heeft benut. Verweerder vraagt een herzieningsprocedure aan omdat er verschil van inzicht blijft bestaan over de gronden waarop de samenloop van rechten moet worden gebaseerd.

De verwijzende DUI rechter stelt het HvJEU de volgende vragen:
1. Moet artikel 76, lid 2, van verordening nr. 1408/71 aldus worden uitgelegd dat, wanneer in de woonstaat van de gezinsleden geen verzoek tot uitkering is ingediend, het bevoegde orgaan van de werkstaat over een discretionaire bevoegdheid beschikt om artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1408/71 al dan niet toe te passen?
2. Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, op grond van welke discretionaire overwegingen kan het voor de gezinsbijslagen bevoegde orgaan van de werkstaat artikel 76, lid 1, van verordening nr. 1408/71 toepassen alsof in de woonstaat van de gezinsleden uitkeringen zijn toegekend?
3. Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, in hoeverre is het discretionaire besluit van het bevoegde orgaan aan rechterlijk toezicht onderworpen?

Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten