C-051/13 Van Leeuwen

Contentverzamelaar

C-051/13 Van Leeuwen

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:  5 april 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:  22 april 2013
Schriftelijke opmerkingen:                  22 mei 2013
Trefwoorden: verzekeringen;
Onderwerp: richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (Derde levensrichtlijn) (Pb L 360, blz. 1),

Verzoeker Van Leeuwen sluit in 1999 bij Nationale Nederlanden (verweerster) een levensverzekering (‘Flexibel verzekerd beleggen’): een bedrag van NLG 255.000 dan wel participaties in bepaalde fondsen voor dit bedrag + 10%. Dit bedrag wordt uitgekeerd als Van Leeuwen vóór 1 december 2033 overlijdt.
Verzoeker betaalt een inlegpremie en vervolgens maandelijks NLG 200. Maar er ontstaat een geschil over de poliskosten, en ook over de hoogte van de aan de verzekering gekoppelde overlijdensrisicoverzekering. Deze kosten worden door verweerster op de poliswaarde in mindering gebracht, en het gaat nu met name over de vraag of Van Leeuwen hierover tevoren wel voldoende is ingelicht.
Verweerster stelt dat zij zich heeft gehouden aan de ‘Regeling Informatieverstrekking aan verzekeringsnemers 1998’ (RIAV) en vraagt een verklaring voor recht dat de Derde levensrichtlijn zich verzet tegen het aannemen van een verdergaande informatieverplichting dan voortvloeit uit genoemde RIAV. Om deze verklaring te kunnen afgeven meent zij dat er prejudiciële vragen over de richtlijn aan het HvJEU moeten worden voorgelegd.
Verzoeker meent dat verweerster aan de uit het NL recht voortvloeiende algemene en/of bijzondere zorgplicht gebonden is en dat de richtlijn daaraan niet in de weg staat.

De verwijzende NL rechter (Rb Rotterdam) vraagt zich af of de genoemde open normen een verdergaande verplichting inhouden dan in de RIAV zijn geformuleerd, en stelt de volgende vragen aan het HvJEU:
Vraag I: Verzet het recht van de Europese Unie en in het bijzonder artikel 31 lid 3 van de Derde Levensrichtlijn zich ertegen dat levensverzekeraars op grond van open en/of ongeschreven regels van Nederlands recht, zoals de redelijkheid en billijkheid die de (pre)contractuele verhouding tussen een levensverzekeraar en een aspirant-verzekeringnemer beheersen en/of een algemene en/of bijzondere zorgplicht, verplicht zijn om verzekeringnemers meer gegevens te verstrekken omtrent kosten en risicopremies van de verzekering dan in 1999 werd voorgeschreven door de Nederlandse bepalingen waarmee de Derde Levensrichtlijn (in het bijzonder artikel 2, tweede lid onder q en r van de RIAV 1998) werd geïmplementeerd?
Vraag 2: Doet bij de beantwoording van vraag 1 ter zake wat, naar Nederlands recht, het gevolg is c.q. kan zijn van het niet verstrekken van die gegevens?

Specifiek beleidsterrein: FIN
Mede VenJ

Gerelateerde documenten