C-069/13 Mediaset

Contentverzamelaar

C-069/13 Mediaset

Prejudiciële Hofzaak C-069/13 Mediaset
 

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:  2 april 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:  19 april 2013
Schriftelijke opmerkingen:                  19 mei 2013
Trefwoorden: staatssteun

Onderwerp: Staatssteun

Verzoekster biedt betaaltelevisiediensten aan. Zij heeft, tezamen met andere aanbieders, daartoe steun ontvangen van de ITA overheid, maar de Europese Commissie heeft deze steun onverenigbaar met het EG-verdrag verklaard (beschikking 24 januari 2007). De steun moet dan ook teruggevorderd worden. De CIE erkent daarbij wel dat het problematisch zal zijn het juiste bedrag aan ontvangen steun vast te stellen omdat die indirect is verleend, maar geeft ook (uitgebreid) aanwijzingen hoe dit opgelost zou kunnen worden. Na onderzoek te hebben gedaan naar het verloop van de terugvorderingsactie concludeert de CIE dat verzoekster vrijwel als enige van de drie betrokken bedrijven van de steun heeft geprofiteerd. Van de twee andere bedrijven is het terug te vorderen bedrag dan ook gedaald naar vrijwel ‘nul’, maar van verzoekster zou, na aftrek van ‘vermijdbare kosten’ nog € 4.926.543,22 teruggevorderd moeten worden, dit exclusief de rente.
Verzoekster betaalt maar komt tevens in rechte op tegen de vordering en begint ook een procedure tegen de beschikking van de CIE, zie T-177/07. Het gerecht oordeelt daarin dat de nationale rechter zich moet uitspreken over het teruggevorderde bedrag, eventueel na het stellen van een prejudiciële vraag aan het Hof.

De verwijzende ITA rechter gaat dan ook aan de slag en laat een expertiseonderzoek instellen of alle mogelijkheden die door de CIE zijn gesuggereerd ook zijn benut. Hij stelt ook de volgende vragen aan het HvJEU:
– Is de nationale rechter die zich dient uit te spreken over het bedrag van de staatssteun waarvan de Europese Commissie de terugvordering heeft gelast, betreffende zowel de vraag of de staatssteun moet worden teruggevorderd als het bedrag daarvan gebonden door beschikking 2007/374/EG van de Commissie van 24 januari 2007 die aan het einde van de procedure betreffende staatssteun C 52/2005 is vastgesteld, zoals deze beschikking nadien door de Europese Commissie nader is gespecificeerd bij kennisgevingen van 11 juni 2008 COMP/H4/EK/cd D(2008) 127 en 23 oktober 2009 COMP/H4/CN/si D(2009) 230 en door het Gerecht van de Europese Unie is bevestigd bij arrest van 15 juni 2010 in zaak T-177/07?
Zo neen:
– Heeft het Gerecht, waar het in het arrest van 15 juni 2010 in zaak T-177/07 heeft verklaard dat de nationale rechter bevoegd is om zich over het bedrag van de staatssteun uit te spreken, deze bevoegdheid willen beperken tot de vaststelling van een bedrag dat, in zoverre het op daadwerkelijk toegekende en ontvangen staatssteun betrekking heeft, noodzakelijkerwijze een positieve waarde dient te hebben en dus niet gelijk kan zijn aan nul?
– Of heeft het Gerecht, waar het in het arrest van 15 juni 2010 in zaak T-177/07 heeft verklaard dat de nationale rechter bevoegd is om zich over het bedrag van de staatssteun uit te spreken, de bevoegdheid van deze rechter om de vordering tot terugbetaling te beoordelen ruimer willen definiëren, in die zin dat zij zowel de vraag „of” als de vraag „hoeveel” betreft, zodat deze rechter dus zelfs bevoegd is om elke verplichting tot terugbetaling uit te sluiten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: T-177/07 Mediaset vs CIE
Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten