C-076/20 BalevBio

Contentverzamelaar

C-076/20 BalevBio

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     8 mei 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     24 juni 2020

Trefwoorden : GN, specifieke omschrijving, wezenlijke karakter

Onderwerp :

•          Besluit van de Raad van 7 april 1987 inzake de sluiting van het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de  codering van goederen, alsmede van het daarbij behorende protocol van wijziging (87/369/EEG) 

•          Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

•          Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, artikel 56, lid 1 en lid 2, onder a), alsmede artikel 57 (douanewetboek van de Unie)

•          Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 van de Commissie van 6 oktober 2015 tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, regel 1, regel 2, onder b), regel 3, onder a) en b), en regel 6 van de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur (GN)

 

Feiten:

Balev Bio heeft in de periode van 09-12-2016 tot en met 11-10-2017 in totaal 18 douaneaangiften voor het vrije verkeer van goederen met de omschrijving „bamboebekers” met de Taric-codes 4419009000 en 4419190000, ingediend. De goederen waren afkomstig uit China en het daarop toegepaste invoerrecht bedroeg 0 %. Op 20-12-2017 heeft Balev Bio op haar beurt een verklaring van de universiteit voor bosbouw over de bepaling van de samenstelling van de beker ingediend. Hieruit volgt dat het product „bamboebeker” voor 72,33 % uit cellulose, hemicellulose en lignine, dus uit plantaardige lignocellulosevezels, bestaat en voor 25,2 % uit bindmiddel, namelijk melaminehars. Op basis van deze waarden is geconcludeerd dat het product in kwestie moet worden ingedeeld als materiaal op plantaardige basis met een matrix van synthetisch bindmiddel. Het product mag niet als kunststof worden ingedeeld, daar het aandeel synthetische stoffen aanzienlijk minder dan 50 % bedraagt. Uiteindelijk is verweerster met betrekking tot alle gecontroleerde douaneaangiften ervan uitgegaan dat de voor de goederen vermelde Taric-codes 4419009000 en 4419190000 gelet op de bewoordingen van hoofdstuk 44 van de GN – met het opschrift „Hout, houtskool en houtwaren” – niet van toepassing zijn, daar de ingevoerde goederen geen houtproducten zijn. Overeenkomstig de algemene regels voor de interpretatie van de GN wordt het wezenlijke karakter van de goederen bepaald door de in het product aanwezige kunststof (melamine-formaldehyde-hars), daar het hieraan zijn vorm, met inbegrip van de hardheid en stevigheid, ontleent. Om die reden moet het product onder tariefpost 3924, GN-code 3924 10 00, worden ingedeeld en valt het, gelet op de oorsprong ervan, onder Taric-code 3924100011, met een douanerecht van 6,5 %. Verzoekster stelt dat het product zijn wezenlijke karakter niet aan de kunststof ontleent. Uit de uitlegging van die toelichtingen blijkt dat alle materialen die zijn vervaardigd van met hars vermengde houtvezels onder hoofdstuk 44, posten 4410 en 4411, vallen, hetgeen inderdaad het geval is bij de beker in kwestie, die voor 75 % uit houtvezels en voor 25 % uit hars bestaat. Verweerster stelt dat de goederen moeten worden ingedeeld overeenkomstig regel 3, onder b), van de algemene regels, waarbij het wezenlijke karakter van het product wordt bepaald door de kunststof, waaraan het product zijn wezenlijke eigenschappen ontleent, te weten vorm, stabiliteit, algehele verschijningsvorm, en het geven van een hygiënisch gevoel, die nodig zijn voor het gebruik van het product bij de bereiding van dranken, zodat dit product in postonderverdeling 3924 10 00 moet worden ingedeeld.

 

Overweging:

Het geding gaat over de vragen of voor de indeling van de goederen regel 3, onder a), van de algemene regels voor de interpretatie van de GN moet worden toegepast en dientengevolge de „post met de meest specifieke omschrijving” die post is, waaronder de stof valt waarvan de hoeveelheid het grootst is, en wanneer die regel niet van toepassing is maar regel 3, onder b), wel beslissend is, aan de hand van welke kenmerken moet worden bepaald aan welke stof het product zijn wezenlijke karakter ontleent. Een mogelijke uitlegging van de GN bevatten de reeds aangehaalde beslissingen van verschillende kamers van de Administrativen sad Varna in andere zaken die betrekking hebben op dezelfde context, namelijk de uitlegging dat het product, ondanks dat het aandeel plantaardige vezels het grootst is, niet als hout wordt aangemerkt, maar op basis van het andere hoofdbestanddeel, te weten de synthetische kunststof, als „keuken- en tafelgerei van kunststof” wordt ingedeeld, omdat dit bestanddeel meer dan 15 % bedraagt. De andere mogelijke uitlegging is die van de Varhoven administrativen sad in het reeds aangehaalde arrest van 29-10-2019, namelijk dat regel 3, onder a), van de algemene regels voor de interpretatie van de GN moet worden toegepast en de post waaronder de stof met de grootste hoeveelheid valt, de post met de „meest specifieke omschrijving” is. De verwijzende rechter twijfelt welke oplossing juist is. Verder betwijfelt de verwijzende rechter of de stof die de meeste kenmerken (eigenschappen) van het product bepaalt, moet worden beschouwd als de stof waaraan het product zijn wezenlijke karakter ontleent.

 

Prejudiciële vragen:

1) Moet regel 3, onder a), van de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur van uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 van de Commissie van 6 oktober 2015 tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, aldus worden uitgelegd dat voor de indeling van producten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die uit verschillende stoffen zijn samengesteld, de „post met de meest specifieke omschrijving” steeds die post is, waaronder de stof valt waarvan de hoeveelheid (omvang) het grootst is, of is deze uitlegging slechts mogelijk indien de post zelf de hoeveelheid (omvang) als criterium dat de goederen nauwkeuriger aanduidt en duidelijker en vollediger omschrijft, vastlegt?

2) Afhankelijk van het antwoord op de eerste vraag en in de context van de toelichtingen op het geharmoniseerde systeem (GS) over de posten 4410 en 4419: Moet uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 aldus worden uitgelegd dat artikelen van spaanplaat (vezels) waarvan het gewicht van het bindmiddel (thermohardende hars) meer dan 15 % van het gewicht van de plaat bedraagt, niet onder post 4419 vallen?

3) Moet uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 aldus worden uitgelegd dat producten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, te weten bekers die zijn vervaardigd van een samengestelde stof die voor 72,33 % uit plantaardige lignocellulosevezels en voor 25,2 % uit bindmiddel (melaminehars) bestaat, moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 3924 10 00 van bijlage I?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Turbon international (C-250/05), (C-173/08), Delphi Deutschland (C-423/10), Pacific World en FDD International (C-215/10), (C-499/14), Sonos Europe, (C-84/15), Latvijas propāna gāze (C-286/15), (C-556/16), TDK-Lambda Germany (C-559/18)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal