C-080/99 tot en met C-082/99 (gevoegd), Flemmer en Christoffel, arrest van 9 oktober 2001

Contentverzamelaar

C-080/99 tot en met C-082/99 (gevoegd), Flemmer en Christoffel, arrest van 9 oktober 2001

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van Justitie van 9 oktober 2001, gevoegde zaken C-80/99 tot en met C-82/99, Ernst-Otto Flemmer en Renate Christoffel

Betrokken departementen
Justitie, LNV

Sleutelwoorden
contractuele aansprakelijkheid - schadevergoeding - forfaitaire schadevergoeding bij overeenkomst - bevoegde rechter - toepasselijk recht

Beleidsrelevantie
Het nieuwe element in deze uitspraak is dat door het Hof van Justitie wordt vastgesteld dat geschillen over schadevergoeding verstrekt ter uitvoering van Verordening 2187/93 (vergoedingsvoorstel aan bepaalde producenten van melk of zuivelproducten die hun activiteit tijdelijk niet hebben kunnen uitoefenen) voortvloeien uit de contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap. Uit art. 288 (ex 215), eerste alinea, EG volgt dat de nationale rechter bevoegd is. De uit hoofde van Verordening 2187/93 gesloten schadevergoedingsovereenkomsten worden beheerst door nationaal recht, voor zover de draagwijdte en de doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht niet door de toepassing van de nationale bepalingen worden aangetast.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Bij Verordening 1078/77 werd een stelsel van premies ingevoerd voor het niet in de handel brengen van melk en zuivelproducten en voor de omschakeling van het melkveebestand. Verschillende producenten beƫindigden vanwege dit premiestelsel (tijdelijk) hun melkproductie. Bij Verordening 857/84 werd - onafhankelijk hiervan- een algemeen stelsel van extra heffingen ingesteld voor de productie van melk en zuivelproducten. Om de hoogte van de extra heffingen per producent te bepalen werden individuele referentiehoeveelheden (melkquota) aan producenten toegewezen op basis van de productie in een door de lidstaat gekozen referentiejaar. In de regeling voor toewijzing van deze individuele referentiehoeveelheden werd echter geen rekening gehouden met de producenten die ingevolge Verordening 1078/77 in het gekozen referentiejaar geen melk hadden geproduceerd.

In de zaak Mulder II (arrest van het Hof van Justitie van 19 mei 1992, Mulder e.a./Raad en Commissie, C-104/89 en C-37/90) heeft het Hof van Justitie de EG veroordeeld tot vergoeding van de door deze producenten gelede schade. Omdat een groot aantal producenten onder de werking van dit arrest viel, is Verordening 2187/93 aangenomen inzake het vergoedingsvoorstel aan bepaalde producenten van melk of zuivelproducten die hun activiteit tijdelijk niet hebben kunnen uitoefenen. Volgens deze verordening bieden de nationale instanties de betrokken producenten een forfaitair bedrag aan, dat zij kunnen aanvaarden of weigeren als vergoeding voor alle schade. Hiervoor worden uit hoofde van Verordening 2187/93 door een nationale instantie in naam en voor rekening van de Raad en de Commissie overeenkomsten gesloten.

Voor het Verwaltungsgericht Frankfurt am Main speelden drie geschillen met betrekking tot de uitvoering van Verordening 2187/93. Flemmer had het door de Duitse nationale instantie aangeboden vergoedingsvoorstel aanvaard. Deze nationale instantie weigerde echter uitbetaling na verificatie omdat de definitieve specifieke referentiehoeveelheid ten onrechte aan Flemmer was toegekend. Flemmer vorderde betaling. Ook aan Leitensdorfer (erfopvolgster van de erfopvolgster van de oorspronkelijke producent) werd uitbetaling van een reeds geaccepteerd vergoedingsvoorstel na verificatie geweigerd door de nationale instantie. Christoffel werd de uitbetaling van de overeengekomen vergoeding geweigerd en een nieuw aanbod gedaan omdat de referentiehoeveelheid niet naar de nationale reserve was teruggegaan maar aan een pachter was overgedragen. Het Verwaltungsgericht heeft in deze drie geschillen prejudiciƫle vragen gesteld, die de omvang van de bevoegdheid van de nationale rechter betreffen met betrekking tot geschillen die rijzen in de uitvoering van Verordening 2187/93.

Ten eerste is de vraag gesteld of art. 288 (ex 215), tweede alinea, EG juncto art. 235 (ex 178) EG aldus moet worden uitgelegd dat de communautaire rechter bevoegd is kennis te nemen van geschillen die voortvloeien uit een door de bevoegde nationale instantie in naam en voor rekening van de Raad en de Commissie gesloten overeenkomst uit hoofde van Verordening 2187/93. Het Hof van Justitie stelt vast dat de onderhavige geschillen de contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap betreffen omdat de juridische grondslag van de aanspraken een overeenkomst is, nl. een overeenkomst die voortvloeit uit Verordening 2187/93. Geen enkele bepaling van het EG-Verdrag verleent het Hof van Justitie de bevoegdheid kennis te nemen van geschillen over de contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap. Art. 288, tweede alinea, EG ziet toe op de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap aangezien de contractuele aansprakelijkheid in de eerste alinea wordt genoemd. De schadevergoeding uit hoofde van Verordening 2187/93 staat op zichzelf, aangezien het met deze verordening ingevoerde stelsel een alternatief vormt voor de rechterlijke beslechting van het geschil en een extra weg voor het verkrijgen van schadevergoeding opent. Ook daarom is het Hof van Justitie niet bevoegd om kennis te nemen van onderhavige geschillen.

Omdat uit het bovenstaande volgt dat de nationale rechter bevoegd is om van de onderhavige geschillen kennis te nemen, heeft het Verwaltungsgericht gevraagd welk recht op de geschillen van toepassing is: nationaal recht of communautair recht. Noch het nationale recht, noch het communautaire recht noch de verordening zelf bevatten hierover een bepaling. Het Hof van Justitie geeft aan dat het vaste rechtspraak is (vgl. het arrest BayWa e.a., C-146/81, 6 mei 1982, en het arrest Deutsche Milchkontor e.a., 21 september 1983, gevoegde zaken nos. C-205-215/82, r.o. 30-32) dat bij ontbreken van gemeenschappelijke voorschriften hierover in het gemeenschapsrecht, bij het uitvoeren van communautaire regelgeving de procedure- en vormvoorschriften van de lidstaten moeten worden gevolgd door de bevoegde nationale instanties. Hieraan doet niet af dat de uitvoering van Verordening 2187/93 de specifieke vorm van een overeenkomst heeft die niet alleen voor rekening, maar ook in naam van de Raad en de Commissie is gesloten. De overeenkomst strekt ertoe de uitvoering van een gemeenschapsregeling door de bevoegde nationale instanties te verzekeren. De doeltreffendheid en draagwijdte van het gemeenschapsrecht, met inbegrip van de algemene beginselen ervan, mag daarbij niet door de toepassing van de nationale bepalingen worden aangetast.

Tenslotte stelt het Verwaltungsgericht de vraag of bij de toepassing van de nationale bepalingen, zoals hierboven aangegeven, de algemene beginselen van gemeenschapsrecht in acht moeten worden genomen, met name het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, die beide ook deel uitmaken van het Duitse nationale recht. Het Hof van Justitie stelt dat dit vaste rechtspraak is (zie het arrest Deutsche Milchkontor, eerder aangehaald) en dat geen strijdigheid met de communautaire rechtsorde kan worden aangenomen indien het nationale recht van een lidstaat het gewettigd vertrouwen en de rechtszekerheid beschermt. Het beginsel dat bij de toepassing van het nationale recht geen onderscheid mag worden gemaakt vergeleken met soortgelijke, doch zuiver nationale geschillen, vereist echter dat bij de beoordeling van de betrokken belangen ten volle rekening wordt gehouden met het belang van de Gemeenschap.

Korte analyse
Het bijzondere karakter van de uitvoering van Verordening 2187/93 op nationaal niveau, nl. een overeenkomst gesloten in naam en voor rekening van Commissie en Raad, heeft vragen opgeworpen met betrekking tot de omvang van de bevoegdheid van de nationale rechter. Het Hof van Justitie stelt vast dat geschillen over schadevergoeding als uitvoering van Verordening 2187/93 voortvloeien uit contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap. Omdat het Hof van Justitie niet bevoegd is om van geschillen in het kader van contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap kennis te nemen, is de nationale rechter bevoegd. Bij niet-contractuele aansprakelijkheid zou art. 288 (ex 215), tweede alinea, EG voorschrijven dat het Hof van Justitie bevoegd is en niet de nationale rechter.

Het nieuwe van deze uitspraak is dat voor het eerst is vastgesteld dat het in onderhavige gevallen inderdaad om contractuele aansprakelijkheid gaat. In Verordening 2187/93 zelf is dit niet aangegeven. Uit art. 288 (ex 215), eerste alinea, EG volgt dat de nationale rechter bevoegd is. De uit hoofde van Verordening 2187/93 gesloten schadevergoedingsovereenkomsten worden beheerst door nationaal recht, voor zover de draagwijdte en de doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht niet door de toepassing van de nationale bepalingen worden aangetast.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
In deze uitspraak wordt door het Hof van Justitie vastgesteld dat geschillen over schadevergoeding als uitvoering van Verordening 2187/93 (vergoedingsvoorstel aan bepaalde producenten van melk of zuivelproducten die hun activiteit tijdelijk niet hebben kunnen uitoefenen) voortvloeien uit contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd. Dit betekent volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie het volgende.

Ten eerste is het vaste rechtspraak van het Hof van Justitie (vgl. het arrest Rewe, 16 december 1976, C-33/76), dat bij het ontbreken van een desbetreffende gemeenschapsregeling het een aangelegenheid van de nationale rechtsorde is om de bevoegde rechter aan te wijzen en de procesregels te geven voor de rechtsvorderingen met het oog op de bescherming van rechten die aan de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht ontleend worden, met dien verstande dat deze regels niet ongunstiger mogen zijn dan die voor soortgelijke nationale vorderingen. Ten tweede kan op nationale bepalingen echter slechts een beroep worden gedaan voor zover dit nodig is en de draagwijdte en doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht, met inbegrip van de algemene beginselen ervan, niet door de toepassing van deze nationale bepalingen worden aangetast. Ten derde betekent dit dat ook de nationaalrechtelijke beginselen van rechtszekerheid en vertrouwen toegepast mogen worden bij de beoordeling van de geschillen omdat deze beginselen tevens deel uitmaken van de communautaire rechtsorde (vgl. het arrest Deutsche Milchkontor, eerder aangehaald).

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit arrest en dit fiche aan de Minister van Justitie met het verzoek het ter kennisname te sturen aan de rechterlijke macht. Ook worden arrest en fiche ter kennisname gezonden aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.