C-083/13 Fonnship et Svenska Transportarbetarförbundet
Zie bijlage rchts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 11 april 2013 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 28 april 2013 Schriftelijke opmerkingen: 28 mei 2013 Trefwoorden: vrij verkeer van diensten (zeetransport)
Onderwerp: - Artikel 56 en 57 VWEU (vrij verkeer diensten)
De NOO onderneming Fonnship heeft een bulkcarrier die gebruikt wordt voor de internationale vaart, met name in Europa. Zij vaart in de relevante periode (2001 – 2003) onder Panamese vlag. De bemanning is zeskoppig (Pools/Russisch) en in dienst bij Fonnship. In 2001 ontstaat een conflict over de lonen. In oktober van dat jaar legt het schip aan in een ZWE haven. De ZWE arbeidersbond, die voor de werknemers die het schip moeten lossen een contract moet sluiten, stelt voor een door de Internationale Transportfederatie (ITF) goedgekeurde cao af te sluiten maar Fonnship geeft aan dat zij reeds gebonden is aan een Russische cao. Gevolg: door acties van de bond wordt het schip noch gelost noch geladen. Drie dagen later wordt alsnog een cao afgesloten. Fonnship betaalt diverse aan de cao verbonden kosten, maar de bemanning is het niet eens met de gang van zaken, het schip verlaat de haven. Fonnship begint in januari 2002 een procedure tegen de transportarbeidersbond om de betaalde cao-kosten terug te vorderen ($ 1794) + schadevergoeding wegens stilliggen. Op haar beurt stelt de transportbond in maart 2002 een vordering in tegen verzoekster wegens schending van de cao. In februari 2003 gebeurt hetzelfde in de haven van Köping. Ook hier vraagt de vakbond om een cao en ook hier gaat Fonnship pas na actie overstag. En weer betaalt zij de diverse cao-kosten, is de zittende crew het niet eens met de gang van zaken en vertrekt het schip onverrichterzake. Fonnship eist ook dit keer geld terug plus een schadevergoeding; ook de transportbond eist geld voor niet betaalde lonen.
Het gaat in deze zaak om een cao met een niet-lidstaat (Rusland). Volgens internationale maritieme beginselen beheerst het recht van de vlaggenstaat de contractuele verhouding tussen bemanning en werkgever. Fonnship houdt echter hoofdkantoor in NOO. Zij is dus een rechtssubject van een EVA-staat en wordt beheerst door EER-recht. De vakbonden menen dat de Panamese registratie zuiver bedoeld is om normale vakbondsactiviteiten te verhinderen. De verwijzende ZWE rechter stelt vast dat hier twee fundamentele rechten conflicteren. (collectieve actie en vrij verkeer goederen/diensten). De vraag moet worden beantwoord of de vennootschap ten tijde van de collectieve actie onder het grondbeginsel van het EG/EER-recht inzake het vrij verrichten van diensten viel, van doorslaggevend belang is om te oordelen of de collectieve actie rechtmatig was: “Is het voorschrift in de EER-Overeenkomst inzake het vrij verrichten van diensten, te weten zeevervoerdiensten, – waarvoor een overeenkomstig voorschrift bestaat in het EG-Verdrag – van toepassing op een in een EVA-staat gevestigde vennootschap met betrekking tot haar vervoerdiensten naar een EG-lidstaat of een EVA-staat waarvoor een schip wordt gebruikt dat in een derde land buiten de EG/EER is geregistreerd en onder de vlag van dat land vaart?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-341/05 Laval Specifiek beleidsterrein: IenM Mede SZW