C-09/18

Contentverzamelaar

C-09/18

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    21 februari 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    7 april 2018

Trefwoorden: rijbewijzen

Onderwerp:

-           Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (hierna: rijbewijsrichtlijn);

Feiten:
De rijbevoegdheid was verdachte in 2006 in Duitsland ontnomen, sindsdien heeft hij geen Duits rijbewijs gehad. Verdachte heeft een Pools rijbewijs dat is afgegeven op basis van een overschrijving van een Hongaars document; hiervoor werd geen onderzoek van rijkgeschiktheid uitgevoerd. Dit Hongaars document was weer gebaseerd op een Russisch rijbewijs waarvan achteraf is gebleken dat het vervalst was. Het Amtsgericht (rechter in eerste aanleg) heeft verdachte op 24-04-2017 veroordeeld wegens het opzettelijk rijden zonder rijbewijs. Verdachte heeft beroep in Revision ingesteld tegen het vonnis van het Amtsgericht waarbij hij een schending van het materiële recht heeft aangevoerd. Uit de beslissing van de hoogste bestuursrechter van 18.07.2017 blijkt dat de bevoegde Duitse dienst voor het wegverkeer bij besluit van 24.02.2017 heeft vastgesteld dat het door verdachte op 01.08.2011 in Polen verkregen rijbewijs geen rijbevoegdheid op het grondgebied van Duitsland tot gevolg heeft. Met de beslissing werd het bezwaar van verdachte tegen de uitspraak van de bestuursrechter van 09.05.2017, waarbij de gelaste onmiddellijke tenuitvoerlegging van het besluit van 24.02.2017 werd bevestigd, afgewezen. De beslissing in de onderhavige zaak hangt af van het antwoord op de vraag of het Poolse rijbewijs verdachte het recht geeft een personenvoertuig te besturen, hoewel de afgifte ervan uiteindelijk berust op een vervalst rijbewijs van een derde land. Terwijl verdachte van mening is dat het Poolse rijbewijs geldig is totdat het is ingetrokken door de Poolse autoriteiten, en ook voor de andere lidstaten van de Europese Unie een bindend document is, meent het Duitse openbaar ministerie dat het op een vervalsing van het Russische rijbewijs berustende gebrek van het Hongaarse rijbewijs ook gevolgen heeft voor het Poolse rijbewijs.

Overweging:
Naar de opvatting van de verwijzende rechter wordt bij de inwisseling van een rijbewijs in de regel geen (nieuw) onderzoek van de rijgeschiktheid uitgevoerd, dat volgens het Hof een doorslaggevend aanknopingspunt voor de in artikel 2(1) van de rijbewijsrichtlijn neergelegde erkenningsverplichting is (C-321/07). Wanneer door de inwisselende staat geen (nieuw) onderzoek van de rijgeschiktheid wordt uitgevoerd, ontbreekt dus de rechtvaardigingsgrond om aan het door de inwisseling verkregen rijbewijs zelfstandige betekenis toe te kennen voor de reikwijdte van de erkenningsverplichting. Voor zover artikel 11(6) van de rijbewijsrichtlijn bepaalt dat de herkomst bij de inwisseling van een door een derde land afgegeven rijbewijs tegen een rijbewijs van Europees model, vooral ook bij latere vervanging of verlenging, dient te worden vermeld, kan dit naar de opvatting van de verwijzende rechter ook aldus worden uitgelegd dat de herkomst uit een derde land moet worden aangegeven, omdat deze met het oog op de uitzondering op de erkenningsverplichting ook bij een latere inwisseling van betekenis blijft. Aangezien deze uitlegging van het Unierecht echter niet zodanig duidelijk is dat er geen ruimte is voor redelijke twijfel, wordt de zaak aan het Hof voorgelegd met het verzoek om beantwoording van de geformuleerde vraag.

Prejudiciële vragen:
Bestaat de erkenningsverplichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PB 2006, L 403, blz. 18) – Derde rijbewijsrichtlijn (hierna: „rijbewijsrichtlijn”) – ook na de inwisseling van een rijbewijs door een lidstaat van de Europese Unie zonder voorafgaand onderzoek van de rijgeschiktheid, indien het vorige rijbewijs niet onder de erkenningsverplichting viel (hier: het vorige, door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven rijbewijs berustte op zijn beurt op de inwisseling van een rijbewijs van een derde land; artikel 11, lid 6, derde zin, rijbewijsrichtlijn)?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-321/07
Specifiek beleidsterrein: IenW