C-091/13 Essent Energie productie

Contentverzamelaar

C-091/13 Essent Energie productie

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:  12 april 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:  29 april 2013
Schriftelijke opmerkingen:                  29 mei 2013
Trefwoorden: associatieovereenkomst EEG/Turkije; vrij verkeer werknemers; vrij verkeer diensten

Onderwerp:
- VWEU artikel 45 (vrij verkeer werknemers); artikel 57 e.v. (vrij verkeer van diensten);
- Richtlijn 96/71 EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (Pb 1997 L 18);
- Besluit 64/732/EEG (over het tot stand komen van de Associatieovereenkomst) van de Raad van de Gemeenschap van 23 december 1963 (Pb 1964, 217)

Uit een door ambtenaren van SZW opgesteld rapport uit 2010 blijkt dat bij een nevenvestiging van Essent 29 vreemdelingen van Turkse nationaliteit, twee ‘ex-Joegoslaven’, een Marokkaan en een Macedoniër arbeid verrichtten. Het betreft steigerbouwers die via een ‘inleenconstructie’ waren ingehuurd van het in Keulen gevestigd bouwbedrijf Ekinci dat de werkkrachten verhuurde aan de NL opdrachtnemer. Voor de buitenlandse werkkrachten is geen tewerkstellingsvergunning afgegeven.
Essent wordt hiervoor beboet wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). MinSZW verwijt Essent dat het geen informatie heeft ingewonnen over voorschriften en weigert de boete te matigen. Partijen verschillen ook van mening over de contractsverhouding van partijen. MinSZW ziet de werkwijze niet als grensoverschrijdende dienstverrichting (door de werkrelatie tussen de arbeiders en Ekinci) en daaruit volgt dat Essent vergunningen had moeten aanvragen.
De rechter in eerste instantie stelt MinSZW in het gelijk. Hij stelt dat de Turkse werknemers zich, nu zij in DUI een legale status hebben, niet in NL op de standstill-bepaling van artikel 13 van Besluit 1/80 kunnen beroepen. Essent is van mening dat dat nu juist wel het geval is. In DUI zijn ze immers beschermd, in NL niet.
Essent wijst daarnaast op de verruiming van het begrip ‘werkgever’ in de NL rechtsorde. Om fraude en/of gebruik van sluipwegen te voorkomen is in de Wav degene degene die een vreemdeling feitelijk arbeid laat verrichten vergunningplichtig werkgever. De gezagsverhouding heeft daar dus geen invloed op.

De verwijzende NL rechter (RvS) vraagt zich af of de verruiming van het begrip ‘werkgever’ moet worden aangemerkt als een nieuwe beperking in de zin van de standstill-bepaling, en of het opleggen van een boete aan Essent daarmee niet in strijd is. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen:
I. Kan in een situatie als aan de orde in het hoofdgeding een opdrachtgever die ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen 1994 moet worden aangemerkt als werkgever van de desbetreffende Turkse werknemers, zich jegens de Nederlandse overheid beroepen op de standstill-bepaling van artikel 13 van Besluit nr. 1/80 of de standstill-bepaling van artikel 41 van het Aanvullend Protocol?
ll.a Moet de standstill-bepaling van artikel 13 van Besluit nr. 1/80 of de standstill-bepaling van artikel 41 van het Aanvullend Protocol aldus worden uitgelegd dat deze in de weg staat aan de invoering van een verbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen 1994, voor opdrachtgevers om werknemers, met de nationaliteit van een derde land, in dit geval Turkije, zonder tewerkstellingsvergunning in Nederland arbeid te laten verrichten, indien deze werknemers in dienst zijn bij een Duitse onderneming en via een Nederlandse inlenende onderneming ten behoeve van de opdrachtgever in Nederland werken?
ll.b Is daarbij van belang dat het een werkgever reeds vóór de inwerkingtreding van zowel de standstill-bepaling van artikel 41 van het Aanvullend Protocol als de standstill-bepaling van artikel 13 van Besluit nr. 1/80 verboden was een vreemdeling zonder tewerkstellingsvergunning arbeid te laten verrichten op grond van een arbeidsovereenkomst en dat dit verbod eveneens vóór de inwerkingtreding van de standstill-bepaling van artikel 13 van Besluit nr. 1/80 is uitgebreid tot inlenende ondernemingen aan wie vreemdelingen ter beschikking worden gesteld?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-445/03 CIE/LUX; C-168/04 CIE/OS; C-325/05 Derin; C-242/06 Sahin; C-92/07 CIE/NL; C-300/09 Toprak et Oguz; C-307/09 – C-309/09 Vicoplus e.a.
Specifiek beleidsterrein: SZW
Mede VenJ

Gerelateerde documenten