C-105/14 Taricco ea

Contentverzamelaar

C-105/14 Taricco ea

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   3 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   20 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   20 juli 2014
Trefwoorden: btw; strafrecht; verjaring; mededinging

Onderwerp
- VWEU artikel 101 (kartelverbod); artikel 107 (staatssteun); artikel 119 (economisch en monetair beleid)
- Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 26 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Verzoekers (zeven personen) worden verdacht van het in de periode 2005 - 2009 oprichten van c.q. deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk van het plegen van misdrijven van bedrieglijke belastingaangifte met behulp van facturen of andere documenten voor niet-bestaande handelingen en van het uitreiken van facturen of andere documenten voor niet-bestaande handelingen (champagneverkoop). Er werd gewerkt met ‘papierfabrieken’ die uitsluitend bedoeld waren om fiscale documenten uit te reiken met het oog op belastingfraude.
In het ITA recht geldt dat de termijn voor verjaring van een misdrijf gelijk is aan de maximale duur van de voor dat misdrijf geldende straf, maar hoe dan ook niet korter dan zes jaar, en dat de termijn door stuiting enkel met een kwart wordt verlengd. Hierdoor kunnen (ernstige) strafbare feiten verjaren voordat een definitief vonnis is uitgesproken, zeker voor strafbare feiten zoals in deze zaak, waarvoor een complex, langdurig onderzoek nodig is. Dit kan neerkomen op straffeloosheid, waardoor een concurrentievoordeel ontstaat tegenover buiten ITA gevestigde ondernemers.

De verwijzende ITA rechter heeft een vergelijkend onderzoek gedaan onder verjaringssystemen van andere EULS (uitgezonderd GRI en CYP) en is tot de conclusie gekomen dat in geen enkele andere LS het verjaringssysteem zo gunstig is als in ITA. De rechtsfiguur van de verjaring, die ertoe zou moeten dienen dat een verdachte niet langer wordt lastig gevallen dan noodzakelijk is voor vaststelling van strafbare feiten, is in het ITA recht verworden tot een middel om straffeloosheid te garanderen. Hij vraagt zich dan ook af of deze verjaringsregeling van strafbare feiten verenigbaar is met het recht van de Unie, en legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:
a) Is inbreuk gemaakt op het voorschrift ter bescherming van de mededinging van artikel 101 VWEU door de wijziging van artikel 160, laatste alinea, van het Italiaanse wetboek van strafrecht bij wet nr. 251/2005, voor zover daarbij de termijn voor de verjaring na een stuitingshandeling met slechts een kwart wordt verlengd, zodat strafbare feiten ondanks tijdige vervolging kunnen verjaren en daders ongestraft blijven?
b) Heeft de Italiaanse Staat een door artikel 107 VWEU verboden vorm van steun ingevoerd door de wijziging van artikel 160, laatste alinea, van het Italiaanse wetboek van strafrecht bij wet nr. 251/2005, voor zover daarbij de termijn voor de verjaring na een stuitingshandeling met slechts een kwart wordt verlengd, zodat strafbare feiten gepleegd door onscrupuleuze ondernemers zonder strafrechtelijke gevolgen blijven?
c) Heeft de Italiaanse Staat onrechtmatig een vrijstelling toegevoegd aan de vrijstellingen die door artikel 158 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 uitputtend zijn opgesomd door de wijziging van artikel 160, laatste alinea, van het Italiaanse wetboek van strafrecht bij wet nr. 251/2005, voor zover daarbij de termijn voor de verjaring na een stuitingshandeling met slechts een kwart wordt verlengd, zodat zij die de gemeenschapsrichtlijn te eigen bate aanwenden, ongestraft blijven?
d) Is het beginsel van gezonde overheidsfinanciën van artikel 119 VWEU geschonden door de wijziging van artikel 160, laatste alinea, van het Italiaanse wetboek van strafrecht bij wet nr. 251/2005, voor zover daarbij de termijn voor de verjaring na een stuitingshandeling met slechts een kwart wordt verlengd, en door aldus af te zien van het bestraffen van gedragingen die de Staat de middelen ontnemen die noodzakelijk zijn om onder meer zijn verplichtingen jegens de Europese Unie na te komen?

Specifiek beleidsterrein: VenJ, mede EZ en FIN

Gerelateerde documenten