C-105/22 Dyrektor lzby Administracji Skarbowej w Warszawie

Contentverzamelaar

C-105/22 Dyrektor lzby Administracji Skarbowej w Warszawie

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    11 april 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    28 mei 2022

Trefwoorden : personenauto, uitvoer, accijns, evenredigheid

Onderwerp : Artikel 56 VWEU

Feiten:

Bij verzoek van 05-03-2019 heeft P.M., die een economische activiteit verricht onder de naam N. (partij), de Naczelnik Urzędu Skarbowego (hoofd van de belastingdienst) verzocht om teruggaaf van accijns ten belope van 5 983 Poolse zloty (PLN) wegens de uitvoer van een personenauto. Het hoofd van de belastingdienst heeft bij besluit van 29-04-2019 geweigerd om aan de partij de accijns ten belope van voormeld bedrag terug te betalen wegens de uitvoer van die personenauto naar Noorwegen. De autoriteit heeft namelijk vastgesteld dat de partij niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat het voertuig in kwestie niet eerder op het nationale grondgebied mag zijn geregistreerd overeenkomstig de bepalingen inzake het wegverkeer. Vóór de uitvoer van de auto is deze immers in Polen geregistreerd. De rechter in eerste aanleg heeft vastgesteld dat de beroepsautoriteit in deze zaak terecht heeft aangenomen dat er geen gronden waren voor teruggaaf van accijns aan de partij wegens de uitvoer van de personenauto, aangezien niet is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 107, lid 1, van de accijnswet.

Overweging:

Bij de behandeling van het cassatieberoep in de onderhavige zaak is bij de hoogste bestuursrechter (NSA) twijfel gerezen over het middel waarmee wordt aangevoerd dat artikel 107, lid 1, van de accijnswet in strijd is met het beginsel van het vrije verkeer van goederen en diensten als bedoeld in artikel 56 VWEU, dat in de weg staat aan discriminatie van entiteiten uit andere lidstaten en aan elke andere beperking die het vrij verrichten van diensten onmogelijk maakt, belemmert of minder aantrekkelijk maakt. De NSA vraag zich met name af of een dergelijke regeling (artikel 107, lid 1, van de accijnswet) er niet toe leidt dat binnenlandse ondernemers die personenauto’s naar derde landen uitvoeren (of intracommunautaire leveringen van dergelijke auto’s verrichten) minder concurrerend worden ten opzichte van ondernemers uit andere landen van de Unie die dergelijke voertuigen uitvoeren (of intracommunautair leveren), namelijk doordat de enkele registratie van een uitgevoerde personenauto in Polen hen belet de door hen betaalde accijns terug te vorderen, althans naar evenredigheid met de duur van het gebruik van die auto in Polen. Tevens is twijfel gerezen over de vraag of een regeling als artikel 107, lid 1, van de accijnswet niet in strijd is met het beginsel dat de accijns slechts in een enkele fase wordt geheven als belasting over het werkelijke verbruik en met het evenredigheidsbeginsel, doordat deze regeling eraan in de weg staat dat op zijn minst de naar evenredigheid berekende accijns wegens de uitvoer van een eerder geregistreerde personenauto aan de belastingplichtige wordt terugbetaald in verhouding tot de duur van het gebruik van die auto in Polen.

Prejudiciële vraag:

Moeten artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (geconsolideerde versie van 2012 – PB 2012, C 326, blz. 1), het beginsel dat de accijns slechts in een enkele fase wordt geheven als belasting op het werkelijke verbruik, en het evenredigheidsbeginsel aldus worden uitgelegd dat zij zich tegen de toepassing van een nationale bepaling als artikel 107, lid 1, van de ustawa o podatku akcyzowym (accijnswet) van 6 december 2008 (Dz. U. 2020, volgnr. 722, zoals gewijzigd) verzetten voor zover deze bepaling in de weg staat aan de teruggaaf van naar evenredigheid berekende accijns aan een belastingplichtige wegens de uitvoer van een geregistreerde personenauto, in verhouding tot de duur van het gebruik van deze auto op het nationale grondgebied?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-242/05), (C-451/99)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal, JenV