C-110/24 STAS - IV

Contentverzamelaar

C-110/24 STAS - IV

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    11 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    28 mei 2024

Trefwoorden: Arbeidstijd

Onderwerp:

-             Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd: artikelen 1 en 2.

Feiten:

Verzoekende partij is ‘STAS-IV’  en verwerende partij is ‘VAERSA’, de technische dienst van meerdere entiteiten in de publieke sector. VAERSA is gelast met de uitvoering van investeringen voor de verbetering van het Europees Ecologisch Natura 2000-netwerk. Er is een arbeidsconflict ontstaan tussen de partijen. De werknemers van STAS-IV moeten dagelijks naar een ‘basis’ waar ze aan het project werken. Vanaf de basis vertrekken de werknemers naar een werkplek en werken daar tot 15:00 uur. Als het werk erop zit verplaatsen de werknemers zich terug naar de basis en vanaf daar keren ze terug naar hun woonplaats. Het arbeidsconflict gaat over het feit dat de werknemers niet betaald krijgen voor al de verplaatsingen, omdat het niet als daadwerkelijke arbeidstijd wordt gerekend.

Overweging:

De verwijzende rechter wijst naar rechtspraak van het Hof waaruit blijkt dat arbeidstijd ‘de tijd waarin de werknemer op het werk ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent’, en dat arbeidstijd tegenover rusttijd staat en elkaar dus uitsluiten. De verwijzende rechter stelt dat er twijfels zijn ontstaan over onder welke categorie de verplaatsing van de werknemers valt, omdat zij tijdens deze verplaatsing niet hun taken uitvoeren maar ze ook niet over hun tijd vrij beschikken.  Tevens bestaat er geen tussencategorie tussen arbeidstijden en rusttijden op grond van richtlijn 2003/88.

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 2 van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd aldus worden uitgelegd dat de tijd die werknemers aan het begin en het einde van de werkdag besteden aan de verplaatsingen met het bedrijfsvoertuig van de basis naar het microreservaat of de werkplek, waar zij hun werkzaamheden verrichten, en in omgekeerde richting, wordt beschouwd als ‚arbeidstijd’ overeenkomstig de definitie van dit begrip in artikel 2 van de richtlijn?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-266/14; C-518/15; C-151/02; C-14/04

Specifiek beleidsterrein: SZW