C-114/13 Bouman
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Jusittie
Termijnen: Motivering departement: 29 april 2013 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 15 mei 2013 Schriftelijke opmerkingen: 15 juni 2013 Trefwoorden: sociale zekerheid (pensioen); vrij verkeer werknemers
Onderwerp: - Verordening 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen - Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
Verzoekster Theodora Hendrika Bouman woont in NL maar heeft naar blijkt uit deze verwijzingsbeschikking een binding met de zuiderburen. Zij heeft recht op een ‘overlevingspensioen’ van (bij uitkering) € 369,17 bruto per maand. In 2009 krijgt zij van de BEL Rijksdienst voor Pensioenen (RvP) te horen dat haar pensioenuitkering vanaf juni 2007 wordt gekort omdat zij vanaf 1 juni 2007 AOW ontvangt. Zij moet de teveel ontvangen gelden terugbetalen. De schuld bedraagt € 2271,81. Verzoekster gaat in beroep maar wordt in het ongelijk gesteld. Tegen die beslissing van mei 2010 van de arbeidsrechtbank Antwerpen gaat ze in hoger beroep. Er is een hoop procedureel gekrakeel. Inhoudelijk zijn partijen het niet eens over de vraag of er bij de berekening van het BEL pensioen rekening mag worden gehouden met een NL pensioen, dat op de BEL uitkering in mindering wordt gebracht. Verzoekster beroept zich op Vo. 1408/71 en 883/2004 waarin gesproken wordt van ‘vrijwillige’ verzekering. Wanneer een AOW-bijdrage vrijwillig is betaald dan valt dit buiten de anticumulatiebepalingen. Gevraagd naar haar oordeel heeft de NL SVB geantwoord dat het AOW-pensioen van verzoekster het resultaat is van een verplichte verzekering.
De verwijzende BEL rechter concludeert dat het oordeel van de SVB belangrijk is voor onderhavige zaak, maar dat belet het arbeidshof niet te controleren of er mogelijk strijd is met Europese regelgeving. Hij meent dat het toch noodzakelijk is het HvJEU de volgende vraag voor te leggen: "Is het gedeelte van de AOW-uitkering dat aan een Nederlandse ingezetene wordt uitgekeerd en dat gebaseerd is op een verzekeringsperiode waarin deze Nederlandse ingezetene op eenvoudige aanvraag kan afzien van aansluiting bij de Nederlandse regeling en dus van de premiebetaling daarvoor en dit voor een beperkte periode ook daadwerkelijk gedaan heeft, te beschouwen als een uitkering die wordt toegekend op basis van een vrijwillig voortgezette verzekering in de zin van artikel 46bis, 3c van de verordening 1408/71, zodat er geen rekening mee kan gehouden worden bij de toepassing van de anticumulatiebepaling zoals vervat in artikel 52, §J, 10 lid, van het Belgisch Koninklijk Besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers."
Specifiek beleidsterrein: SZW