C-115/17 Administration des douanes et droits indirects et FranceAgriMer

Contentverzamelaar

C-115/17 Administration des douanes et droits indirects et FranceAgriMer

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   21 april 2017
Concept schriftelijke opmerkingen:       7 mei 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   7 juni 2017

Trefwoorden: strafrecht; douanewetboek; exportrestituties; handvest grondrechten

Onderwerp: - Handvest grondrechten artikel 49 (legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen)
- Verordening (EEG) nr. 1964/82 van de Commissie van 20 juli 1982 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been;
- Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie van 21 november 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been (Gecodificeerde versie)

Verzoekster heeft hogere voorziening ingesteld tegen arrest van het Hof Poitiers waarin de negen verdachte verweerders zijn vrijgesproken, twee van het doen van valse aangifte of manipulaties met als doel een voordeel te verkrijgen in verband met uitvoer en de zeven andere zijn vrijgesproken van medeplichtigheid daaraan. De zaak betreft de periode 1987 – 1992 waarin verweerders gerommeld hebben met douaneaangiften van vlees. Na verbreking van de verzegeling en opnieuw verpakken werd de vermelding gewijzigd die betrekking heeft op de verse of bevroren staat en de aard van de delen van het uitgevoerde vlees. Dit alles om communautaire restituties te verkrijgen.

De verordening die op de materie betrekking heeft (Vo. 1964/82) heeft sinds aanname zes wijzigingen ondergaan die uiteindelijk zijn gecodificeerd in Vo. 1359/2007. De kwestie in deze zaak is dat in de eerste Vo. wordt voorzien in restitutie voor vlees van (enkel) achtervoeten van omschreven dieren, terwijl in de latere Vo. zowel voor- als achtervoeten genoemd worden.

De verwijzende FRA rechter (Hof van Cassatie) concludeert dat waar verweerders van verdacht worden door de gewijzigde regelgeving is ingehaald. Het Hof Poitiers heeft de terugwerkende kracht-regel in mitius toegepast: de laatste Vo. staat immers restitutie voor uitvoer van voorvoeten toe. Het vereiste van verse of gekoelde staat is het enige vereiste dat de opeenvolgende Europese teksten gemeen hebben. Verzoekster stelt in haar middelen echter dat dat de bepalingen die de basisvoorwaarde voor een strafbaar feit wijzigen, zonder de materiële of niet-materiële elementen daarvan te wijzigen, niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegepast. Die wijziging had alleen betrekking op de voorwaarde op grond waarvan de verkrijging van die restituties onwettig leek, maar die regels hebben geen enkele wijziging gebracht in de aanklacht op grond waarvan de feiten waren vervolgd en die tot doel heeft fraude bij de communautaire uitvoersteun te bestraffen. Het Hof Poitiers heeft hiermee de strafrechtelijke regels van het overgangsrecht miskend. De verwijzende rechter vraagt zich af wat de strekking van het beginsel van onmiddellijke toepassing van de mildere strafwet, zoals neergelegd in Handvest artikel 49 en legt het HvJEU de volgende vraag voor:

„Moet artikel 49 van het Handvest van de grondrechten aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een persoon wordt veroordeeld, omdat hij niet-verschuldigde restituties bij uitvoer heeft ontvangen door middel van manipulatie of valse aangifte betreffende de aard van de waren waarvoor de restituties werden gevraagd, terwijl de door hem daadwerkelijk uitgevoerde waren na een wijziging van de regeling die na de feiten heeft plaatsgevonden, wel in aanmerking komen voor die restituties?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: VenJ, FIN, EZ