C-117/14 Nisttahuz Poclava

Contentverzamelaar

C-117/14 Nisttahuz Poclava

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   29 april 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   15 mei 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   15 juni 2014
Trefwoorden: sociaal beleid; Handvest grondrechten; ILO-verdragen

Onderwerp
- Handvest grondrechten artikel 30 (ontslagbescherming)
- VWEU artikel 151 (sociaal beleid)
- Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd

Verzoekster heeft de Boliviaanse nationaliteit. Zij werkt sinds 16-01-2013 als kok in een taverne “Taberna del Marqués” op een “arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ter ondersteuning van ondernemers” met een proefperiode van één jaar. De cao voor de horeca is van toepassing. Sinds mei 2013 is verzoekster (tijdelijk) arbeidsongeschikt. Eind mei krijgt zij een fax waarin de werknemer haar contract beëindigt omdat zij haar proefperiode niet heeft doorstaan.
De speciale arbeidsovereenkomst is sinds maart 2012 bij wet mogelijk gemaakt om een werknemer in ieder geval één jaar een kans te geven zich te bewijzen (de proefperiode). Het beëindigen van de overeenkomst wegens niet doorstaan van de proefperiode, zoals verzoekster overkomen is, verschilt van normale ontslagregelingen doordat geen opzegging nodig is, geen recht op vergoeding geeft en geen motivering behoeft. Dit maakt rechterlijke toetsing moeilijk.

De verwijzende SPA rechter zet uiteen dat de hier beschreven contractsvorm beantwoordt aan de aanbevelingen van de EU op werkgelegenheidsgebied. Het gaat hier weliswaar om een zaak tussen twee private personen maar uit jurisprudentie van het HvJEU blijkt dat ook in een dergelijke zaak een beroep op het handvest mogelijk is. Hij is van oordeel dat de bovengenoemde SPA wettelijke regeling mogelijk kan indruisen tegen RL 1999/70, en legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Is de nationale regeling waarin is bepaald dat voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd ter ondersteuning van ondernemers een proefperiode van één jaar geldt tijdens welke de arbeidsovereenkomst vrij kan worden beëindigd, strijdig met het Unierecht en verenigbaar met het door artikel 30 van het [Handvest van de grondrechten van de Europese Unie] gewaarborgde grondrecht?
2) Druist de proefperiode van één jaar die geldt voor de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ter ondersteuning van ondernemers, in tegen de doelstellingen en de voorschriften – clausules 1 en 3 – van richtlijn 1999/70/EG betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-617/10 Akerberg Fransson; C-176/12 Association de médiation sociale
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten