C-119/20 Lauku atbalsta dienests

Contentverzamelaar

C-119/20 Lauku atbalsta dienests

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    11 mei 2020
Schriftelijke opmerkingen:                    27 juni 2020

Trefwoorden : staatssteun; landbouw

Onderwerp :

-           Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad;

 

Feiten:

Verzoekster heeft op 05.10.2015 verzocht om aanloopsteun voor kleine landbouwbedrijven; op 15.01.2016 is deze aanvraag goedgekeurd. Vervolgens heeft zij op 27.07.2016 het landbouwbedrijf Purenes verworven waarna zij op 23.08.2016 verzocht om aanloopsteun voor jonge landbouwers. De LAD (Lauku atbalsta dienests; dienst voor plattelandssteun) wees de tweede aanvraag bij besluit van 06.01.2017 af. Volgens de LAD mag een lidstaat cumulatie van steun aan een landbouwer weigeren. Verzoekster is tegen dit besluit opgekomen. Zowel de bestuursrechter in eerste aanleg als de bestuursrechter in tweede aanleg hebben haar vorderingen afgewezen. De rechters deelden het standpunt van de LAD en concludeerden dat uit de projectdoelstellingen kon worden afgeleid dat het tweede project een voortzetting van het eerste project vormde. Daarom kon niet worden vastgesteld dat het doel van de aanloopsteun ten bate van jonge landbouwers werd gediend, aangezien die steun bestemd is voor jongeren die zich voor het eerst vestigen als bedrijfshoofd van een bedrijf. Verzoekster stelde cassatieberoep in. Volgens verzoekster kunnen ontvangers van aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven ook aanloopsteun voor jonge landbouwers aanvragen, omdat de logica ingeeft dat het in overeenstemming met de doelstellingen betreffende de ontwikkeling van bedrijven is dat een klein bedrijf kan uitgroeien tot een groter bedrijf.

 

Overweging:

Uit de toelichtingen van de LAD, die door de lagere rechters worden onderschreven, blijkt dat een landbouwer de hoedanigheid van “jonge landbouwer” verliest als gevolg van het enkele feit dat hij twee jaar eerder de aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven (artikel 19(1)a)iii) van de verordening) heeft ontvangen. De verwijzende rechter vraagt zich af of louter deze omstandigheid het verlies van de hoedanigheidd van “jonge landbouwer” rechtvaardigt. Voor de verwijzende rechter is het verder niet duidelijk of de Uniewetgeving een lidstaat toestaat om een regeling vast te stellen waarin geen steun (artikel 19(1)a)i) van de verordening) wordt uitbetaald indien er reeds steun (artikel 19(1)a)iii) van de verordening) is verleend.

 

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 19, lid 1, onder a), van verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, gelezen in samenhang met andere bepalingen van die verordening en van de richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020, aldus worden uitgelegd dat:

1)         een landbouwer de hoedanigheid van „jonge landbouwer” verliest als gevolg van het enkele feit dat hij twee jaar eerder de aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder a), iii), van de verordening heeft ontvangen;

2)         voornoemde bepalingen de lidstaten toestaan om een regeling vast te stellen volgens welke er geen steun als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder a), i), van de verordening aan een landbouwer wordt uitbetaald indien er reeds steun als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder a), iii), is verleend;

3)         een lidstaat het recht heeft om de toepassing van cumulatie van steun aan een landbouwer te weigeren wanneer de volgorde van cumulatie zoals bepaald in het met de Europese Commissie overeengekomen programma voor plattelandsontwikkeling niet is gerespecteerd?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: LNV; EZK