C-123/20 Ferrari

Contentverzamelaar

C-123/20 Ferrari

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     4 mei 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     20 juni 2020

Trefwoorden : intellectuele eigendomsrechten, niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen

Onderwerp :

Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen.

 

Feiten:

De in Italië gevestigde verzoekster Ferarri SpA is producent van race- en sportauto’s. Haar topproduct op dit moment is de Ferrari FXX K, die slechts in een zeer geringe oplage werd geproduceerd en alleen voor ritten op circuits bestemd is. Gebruik op de openbare weg is niet toegestaan. Er bestaan twee modelvarianten van de Ferrari FXX K, die slechts verschillen doordat de letter “V” die zich op de motorkap bevindt bij het ene model compleet zwart is gespoten, en bij het andere model is dit slechts deels gebeurd. Verweerster en directeur van verweerster die tevens als verwerende partij optreedt verkoopt sinds 2016 onderdelen in het kader van tuning-kits, waarmee de straatuitvoering van de Ferrari kan worden veranderd. Verzoekster is van mening dat verweerders met de aanbod van kits inbreuk maken op een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel van verzoeker. Dit model heeft volgens hen betrekking op het deel van het voertuig dat bestaat uit het naar voren en naar beneden gebogen V-vormig element in de Ferrari FXX K. Dit deel wordt beschouwd als een eenheid welke de individuele kenmerken van de Ferrari FXX K bepaalt. Verzoekster heeft het Hof verzocht om vast te stellen dat verweerders als hoofdelijk schuldenaar verplicht zijn alle schade te vergoeden die bij verzoekster is ontstaan en nog zal ontstaan doordat verweerster t/m 03-12-2017 “frontkits” als montageonderdelen voor auto’s op het gebied van de EU heeft geproduceerd en in de handel gebracht die – los van haar kleur – op verschillende elementen als een Ferrari FXX K zijn vormgegeven.

 

Overweging:

De beslissing die in de onderhavige zaak moet worden genomen ten aanzien van de inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen gebaseerde vorderingen hangt af van de vereiste uitlegging van artikel 11, artikel 4(2) en artikel 6(1) van verordening nr. 6/2002. Centrale vraag is of, en zo ja, onder welke voorwaarden, een voertuigcarrosserie als onderdeel van een samengesteld voortbrengsel kan worden beschermd als niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel. Hiertoe moet worden verduidelijkt of door de openbaarmaking van de volledige afbelding van een voortbrengsel een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel op afzonderlijke delen van het voortbrengsel kan ontstaan. Volgens verwijzende rechter vereist de rechtszekerheid dat alleen de verschijningsvormen van delen van en voortbrengsel als ingeschreven model worden beschermd die als verschijningsvormen van delen van een voortbrengsel zijn aangevraagd en ingeschreven. Alleen onder die voorwaarde kan het relevant publiek op grond van een onderzoek op betrouwbare wijze vaststellen wat onder de modellenbescherming valt. Een andere uitleg zou zorgen voor onduidelijkheid over de vraag of en in hoeverre delen van een ingeschreven model een dergelijke bescherming genieten. Ook indien niet de afbeelding van het deel van een voortbrengsel, maar slechts de afbeelding van een product in zijn geheel in de zin van artikel 11(1) verordening 6/2002 voor het publiek beschikbaar is gesteld, kan alleen voor het product en zijn geheel – en dus niet de delen ervan – een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel ontstaan.

 

Prejudiciële vragen:

1) Kunnen door de openbaarmaking van een volledige afbeelding van een voortbrengsel overeenkomstig artikel 11, lid 1 en lid 2, eerste zin, van verordening (EG) nr. 6/2002 niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen met betrekking tot afzonderlijke delen van het voortbrengsel ontstaan?

2) Voor het geval dat de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Welke juridische maatstaf moet in het kader van de beoordeling van het eigen karakter overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder b), en artikel 6, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 worden toegepast bij de bepaling van de algemene indruk in het geval van een onderdeel dat wordt verwerkt in een samengesteld voortbrengsel – zoals bijvoorbeeld een deel van een voertuigcarrosserie? Mag in het bijzonder in aanmerking worden genomen of de verschijningsvorm van het onderdeel zoals  waargenomen door de geïnformeerde gebruiker niet volledig opgaat in de verschijningsvorm van het samengestelde voortbrengsel, maar een zekere zelfstandigheid en eenheid in de vorm vertoont die het mogelijk maakt een van de [Or. 3] totale vorm onafhankelijke esthetische algemene indruk vast te stellen?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-397/16 en C-435/16), Easy Sanitary Solutions en EUIPO/Group Nivelles (C-361/15 P en C-405/15)

Specifiek beleidsterrein: JenV, EZK