C-127/19 Asociaţia “Forumul Judecătorilor din România” e.a

Contentverzamelaar

C-127/19 Asociaţia “Forumul Judecătorilor din România” e.a

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 18 april 2019
Schriftelijke opmerkingen: 4 juni 2019

Trefwoorden : strafbare feiten door rechters; voorrang van Unierecht

Onderwerp :

- Beschikking 2006/928/EG van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van een mechanisme voor samenwerking en toetsing van de vooruitgang in Roemenië ten aanzien van specifieke ijkpunten op het gebied van de hervorming van het justitiële stelsel en de bestrijding van corruptie

- Het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (“toetredingsverdrag”)

- Artikel 2; artikel 4, lid 2; en artikel 19, lid 1 VEU

 

Feiten:

Verzoeksters (vereniging “Forum van rechters van Roemenië”, en vereniging “Beweging ter bescherming van de status van aanklagers”) hebben een verzoekschrift ingediend tegen verweerder, de hoge raad voor de magistratuur, waarin zij verzochten om nietigverklaring van twee besluiten van de vergadering van deze raad. Deze besluiten zijn genomen op grond van de wet betreffende de rechterlijke organisatie van 20.07 2018, en houden in de goedkeuring van verordeningen inzake de afdeling voor onderzoek naar strafbare feiten die zijn gepleegd binnen het gerechtelijk apparaat. Verzoeksters stellen dat deze handelingen in strijd zijn met de Roemeense grondwet. Roemenië dient zijn verplichtingen op grond van de verdragen waarbij het partij is, die krachtens de grondwet deel uitmaken van het nationale recht indien zij door het parlement worden geratificeerd, juist en te goeder trouw na te komen. Zij verwijzen naar het mechanisme voor samenwerking en toetsing dat is ingesteld bij de toetreding van Roemenië tot de Unie in 2007 om de tekortkomingen op het vlak van justitiële hervorming en corruptiebestrijding weg te werken. In het verslag van de Commissie in dit kader van 13.11.2018 zijn nieuwe aanbevelingen gedaan. Hierin wordt ook gesteld dat de Commissie van Venetië voorstelt de oprichting van een speciale afdeling voor onderzoek naar magistraten ter discussie te stellen, en de aspecten benadrukt die de corruptiebestrijding in gevaar kunnen brengen. Deze afdeling lijkt een onregelmatigheid in het huidige institutionele kader te zijn. Daarnaast betogen verzoeksters dat sommige specifieke bepalingen van deze normatieve handelingen met een lagere rangorde dan de wet in strijd zijn met hogere normatieve handelingen.

 

Overweging:

Verzoeksters betogen dat de wijzigingen in wet 304/2004, waarop kritiek is geuit door de Commissie van Venetië en de Greco, bijzonder schadelijk zijn voor de magistratuur en dat de toepassing van de desbetreffende bepalingen moet worden uitgesteld of geschorst tot de datum van de volledige herziening of, afhankelijk van het geval, dat dergelijke bepalingen die momenteel van kracht zijn, moeten worden ingetrokken. De verwijzende rechter verzoekt om de gestelde vragen volgens een versnelde procedure te behandelen vanwege de aard van de zaak. De eisen van de rechtsstaat, in het bijzonder de onafhankelijkheid van het justitiële stelsel, mogen volgens de verwijzende rechter niet afhankelijk worden gesteld van lange wachttijden die onherstelbare schade tot gevolg kunnen hebben.

 

Prejudiciële vragen:

1. Dient het bij beschikking 2006/928/EG van de Commissie van 13 december 2006 ingestelde mechanisme voor samenwerking en toetsing te worden beschouwd als een handeling van een instelling van de Unie in de zin van artikel 267 VWEU, die ter uitlegging kan worden voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie?

2. Behoren de inhoud, de aard en de looptijd van het bij beschikking 2006/928/EG van de Commissie van 13 december 2006 ingestelde mechanisme voor samenwerking en toetsing tot de werkingssfeer van het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie, dat op 25 april 2005 in Luxemburg door Roemenië is ondertekend? Zijn de vereisten die zijn geformuleerd in de in het kader van dat mechanisme opgestelde verslagen bindend voor Roemenië?

3. Dient artikel 2, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 3, VEU, aldus te worden uitgelegd dat de verplichting voor Roemenië om zich te houden aan de vereisten in de verslagen die worden opgesteld in het kader van het bij beschikking 2006/928/EG van de Commissie van 13 december 2006 ingestelde mechanisme voor samenwerking en toetsing, valt onder de verplichting van de lidstaat om de beginselen van de rechtsstaat te eerbiedigen?

4. Staat artikel 2 VEU, in het bijzonder de verplichting om de waarden van de rechtsstaat te eerbiedigen, in de weg aan wetgeving betreffende de oprichting en organisatie van de afdeling die bij het parket van de Înalta Curte de Casație și Justiție (hoogste rechterlijke instantie, Roemenië) is belast is met het onderzoek naar strafbare feiten die zijn gepleegd binnen het gerechtelijk apparaat, vanwege de mogelijkheid om indirecte druk uit te oefenen op rechters?

5. Staat het beginsel van de onafhankelijkheid van rechters, dat is neergelegd in artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU en in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (arrest van 27 februari 2018, Associação Sindical dos Juízes Portugueses, C-64/16, EU:C:2018:117), in de weg aan de oprichting van de afdeling die bij het parket van de Înalta Curte de Casație și Justiție (hoogste rechterlijke instantie, Roemenië) is belast is met het onderzoek naar strafbare feiten die zijn gepleegd binnen het gerechtelijk apparaat, gelet op de wijze van benoeming/ontzetting van aanklagers die deel uitmaken van die afdeling, de wijze van uitoefening van de functie binnen de afdeling alsmede de wijze waarop de bevoegdheid wordt vastgesteld, in verband met het geringe aantal functies binnen deze afdeling?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: advies 1/2009; Commissie/Spanje, C-154/08; Commissie/Italië, C-302/09; Commissie/Italië, C-304/09; Commissie/Italië, C-243/10; C-310/10; C-258/14; Associação Sindical dos Juízes Portugueses, C-64/16; Wilson, C-506/04; Online Games e.a., C-685/15, C-403/16; C-503/15; Minister for Justice and Equality C-216/18 PPU

Specifiek beleidsterrein: JenV; BZK