C-128/03 en C-129/03, AEM, arrest van 11 januari 2005

Contentverzamelaar

C-128/03 en C-129/03, AEM, arrest van 11 januari 2005

Signaleringsfiche AEM (Torino) Spa
Arrest van het Hof van Justitie van 11 januari 2005, zaken C-128/03 en C-129/03, AEM (Torino) SPA

Betrokken departementen
EZ, FIN

Sleutelwoorden
Richtlijn 96/92/EEG - Interne markt voor elektriciteit - Steunmaatregel - Non-discriminatiebeginsel

Beleidsrelevantie
Ondernemingen betalen de overheid om gebruik te maken van het nationale transmissienet. Op grond van richtlijn 96/92 (hierna: de elektriciteitsrichtlijn) is elke vorm van discriminatie van gebruikers van het transmissienet verboden. Deze richtlijn belet echter niet dat bepaalde gebruikers van het net meer moeten afdragen dan anderen. Bedrijven die (financieel) geprofiteerd hebben van de liberalisatie van de energiemarkt ingevolge de omzetting van richtlijn 96/92 kunnen tot een hogere afdracht verplicht worden dan bedrijven die dat voordeel niet hebben genoten indien de inkomsten van deze verhoging worden aangewend ter compensatie van dat eerder genoten voordeel. In een dergelijk geval levert deze maatregel geen steun op en is ook niet discriminatoir.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
De Italiaanse vennootschappen AEM SpA en AEM Torino SpA komen op tegen twee besluiten van de Italiaanse Autoriteit voor elektriciteit en gas (de AEEG) en een ministerieel besluit waarbij aan bepaalde hydro-elektrische en geothermische centrales een verhoging van de vergoeding ("charge") voor de toegang tot het gebruik van het nationale transmissienet wordt opgelegd.

Gevraagd wordt of deze besluiten als staatssteun kunnen worden aangemerkt en of deze besluiten discriminatoir zijn omdat deze verhoging - waarvan de opbrengsten worden aangewend ter financiering van de algemene lasten van de Italiaanse elektriciteitsvoorziening - alleen geldt voor de bedoelde centrales.

Het Hof oordeelt dat een verhoogde afdracht voor gebruikmaking van het nationale net voor bedoelde centrales gedurende een overgangsperiode niet hoeft te worden aangemerkt als staatssteun omdat het onderscheid tussen de afdrachten van verschillende centrales voortvloeit uit de aard en opzet van het betrokken lastenstelsel.

Het Hof overweegt, zoals ook reeds eerder in het arrest Pape (C-174/02 en 175/02), dat de verhoging van de vergoeding alleen hoeft te worden aangemerkt als steun als er een dwingend bestemmingsverband bestaat tussen de verhoging van de vergoeding voor de toegang tot en het gebruik van het nationale transmissienet en een nationale steunregeling, doordat de opbrengst van de verhoging noodzakelijkerwijs voor de financiering van deze steun wordt bestemd. Door het bestaan van een dwingend bestemmingsverband is de genoemde verhoging een integrerend onderdeel van de steunregeling en dient zij dus in samenhang daarmee te worden onderzocht. De verwijzende nationale rechter dient vast te stellen of dat bestemmingsverband bestaat.

Ten aanzien van de vraag of de maatregel discriminatoir is, overweegt het Hof als volgt. Er is verschil in behandeling. Echter nu de verhoging van de vergoeding voor de ondernemingen een tijdelijke maatregel was ter compensatie van een eerder genoten voordeel dat voortvloeit uit de liberalisatie van de energiemarkt ingevolge de omzetting van de elektriciteitsrichtlijn is het toegestaan. De verwijzende rechter moet wel bepalen of de verhoging proportioneel is, d.w.z. of de maatregel noodzakelijk is om het genoemde voordeel te compenseren.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
De elektriciteitsrichtlijn verbiedt elke discriminatie tussen gebruikers van het nationale transmissienet. Kennelijk zijn er echter situaties denkbaar waarin de gebruikers verschillend worden behandeld omdat er voor de liberalisatie van de energiemarkt verschillende situaties golden. Het is niet ondenkbaar dat in Nederland onderscheid naar gebruiker is c.q. zal worden gemaakt. In hoeverre dit arrest hierop van invloed is

moet worden nagegaan. Met betrekking tot staatssteun kan worden opgemerkt dat de lijn wordt gehandhaafd dat in bepaalde gevallen een differentiatie in het betalen van heffingen door ondernemingen aan de staat o.g.v. de aard en opzet van het betrokken lastenstelsel geen staatssteun oplevert.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan de Ministers van Economische Zaken en van Financiƫn. Er komt geen vervolgfiche.