C-129/16 Túrkevei Tejtermelő Kft.

Contentverzamelaar

C-129/16 Túrkevei Tejtermelő Kft.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   22 april 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       08 mei 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   08 juni 2016
Trefwoorden: milieuaansprakelijkheid (‘vervuiler betaalt’)

Onderwerp
-
VWEU artikel 191 (milieu);
- Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid

Op 02-07-2014 meldt DG douane aan verweerster (de HON instantie die belast is met de algemene inspectie van de milieu- en natuurbescherming) dat in Turkeve/HON in de fabriek die eigendom is van verzoekster stedelijk afval (conservenblikken en ander metaalafval) wordt verbrand. Er vindt een inspectie plaats en verzoekster, die het gebouw sinds 15-03-2014 heeft verhuurd, krijgt op grond van haar eigendomsrecht een proces-verbaal en een boete wegens luchtverontreiniging. Op 01-04-2014 is de huurder overleden. Verzoekster maakt zonder succes bezwaar en in eerste aanleg wordt het besluit bevestigd. Volgens de milieubeschermingswet is de eigenaar/bezitter van een gebouw hoofdelijk aansprakelijk voor milieuschade tenzij de eigenaar ondubbelzinnig aantoont dat hij niet aansprakelijk is voor het milieurisico. Aangezien de huurder van het gebouw is overleden, heeft de instantie in eerste aanleg de bewijslast omgekeerd, zodat het aan verzoekster staat om te bewijzen dat zij niet aansprakelijk is. Verzoekster gaat in beroep en wijst naar de op heterdaad betrapte vrachtwagenchauffeurs die op het punt stonden het afval af te voeren. Maar verweerster stelt nogmaals dat de eigenaar van de onderneming aansprakelijk is voor het milieurisico en dat de eigenaar kan worden ontheven van de hoofdelijke aansprakelijkheid indien hij de persoon identificeert die het daadwerkelijke gebruik van het gebouw heeft en ondubbelzinnig kan aantonen dat hij niet aansprakelijk is.

De verwijzende HON rechter (bestuurs- en arbeidsrechter te Szolnok) moet onderzoeken of de verzoekster aansprakelijk is en de boete terecht is opgelegd. In RL 2004/35 worden in artikel 2, punt 11 herstelmaatregelen gedefinieerd, maar daarin is geen sprake van een geldboete. In het kader van het in de richtlijn neergelegde aansprakelijkheidsstelsel rijst derhalve de vraag of het noodzakelijk is dat verzoekster bewijst dat de betrokken schade is veroorzaakt door een derde. De EULS zijn wel bevoegd om op grond van artikel 16 van de RL strengere maatregelen te nemen, mits die verenigbaar zijn met het EUrecht. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1. Verzetten artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en richtlijn 2004/35/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004] betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade zich tegen een nationale regeling die verder gaat dan het beginsel dat de vervuiler betaalt en de met milieubescherming belaste overheidsinstantie toestaat om de eigenaar specifiek aansprakelijk te stellen voor de milieuschade, zonder tevoren ten gronde te hoeven nagaan of er een oorzakelijk verband bestaat tussen het gedrag van die persoon (handelsvennootschap) en de verontreiniging?
2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord en het, gelet op de luchtverontreiniging, niet noodzakelijk is om de milieuschade te herstellen, kan het dan gerechtvaardigd zijn om een geldboete ter bescherming van de luchtkwaliteit op te leggen op grond van een strengere regeling van een lidstaat als bedoeld in artikel 16 van richtlijn 2004/35 en artikel 193 VWEU of kan die strengere regeling in geen geval ten gevolge hebben dat een geldboete die uitsluitend van punitieve aard is, wordt opgelegd aan een eigenaar die niet verantwoordelijk is voor de verontreiniging?
Specifiek beleidsterrein: IenM

Gerelateerde documenten