C-13/23 cdVet Naturprodukte 

Contentverzamelaar

C-13/23 cdVet Naturprodukte 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     3 maart 2023
Schriftelijke opmerkingen:                     17 april 2023

Trefwoorden: diervoeding, grapefruitextract, vergunning, toevoegingsmiddelen

Onderwerp:

•            Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen

•            Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding

•            Uitvoeringsverordening (EU) nr. 230/2013 van de Commissie van 14 maart 2013 tot het uit de handel nemen van bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorend tot de groep aromatische en eetlustopwekkende stoffen

•            Uitvoeringsverordening (EU) 2021/758 van de Commissie van 7 mei 2021 betreffende de status van bepaalde producten als onder verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding en betreffende het uit de handel nemen van bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeding

•            Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden

•            Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders

Feiten:

Verzoekster is een onderneming die diervoeding produceert en verkoopt. Tot het assortiment van verzoekster behoort onder meer het product „DarmRein Pulver/GutClean Powder”, een voedingssupplement voor honden, katten en andere huisdieren. Het product bevat blijkens de etikettering onder meer het toevoegingsmiddel grapefruitzaadextract. Op 24-02-2022 hebben medewerkers van verweerder bij verzoekster een officiële controle verricht overeenkomstig artikel 137, lid 2, van verordening 2017/625. In dat verband zijn verschillende inbreuken vastgesteld, onder meer betreffende het product „DarmRein Pulver/GutClean Powder”. Volgens het gecontroleerde productspecificatieblad van de toeleverancier is de stof die op het productetiket onder de sensorische toevoegingsmiddelen als grapefruitzaadextract is vermeld - zoals gedeclareerd - grapefruitzaadextract (meer bepaald: grapefruitzaadextract S). Het extract, dat door extractie met plantaardige glycerine wordt verkregen uit grapefruitzaad en -schillen, bestaat uit een glycerinehoudend extract (83 %), water en vitamine C. De belangrijkste ingrediënten (werkzame stoffen) zijn met name ascorbinezuur (vitamine C) en een zogenaamd grapefruit-bioflavonoïdencomplex. Na verzoekster te hebben gehoord heeft verweerder haar op grond van artikel 138, leden 1 en 2, van verordening 2017/625 juncto § 39, leden 1 en 4, LFGB bij besluit van 30-03-2022 verboden het litigieuze product aan te bieden en in de handel te brengen omdat het betrokken toevoegingsmiddel in de Europese Unie niet is toegelaten. Tegen dat besluit heeft verzoekster op 11-10-2022 beroep ingesteld en tegelijkertijd heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening. Verzoekster argumenteert dat het bij het litigieuze toevoegingsmiddel voor diervoeding gaat om grapefruitextract en niet – zoals verweerder stelt – om grapefruitzaadextract. Grapefruitextract is uitdrukkelijk opgenomen in de lijst van de Europese Commissie van in de Europese Unie toegestane toevoegingsmiddelen in diervoeding. Uit het productspecificatieblad van de toeleverancier blijkt duidelijk dat het gebruikte extract wordt verkregen uit grapefruitzaad en -schillen. Daarom is het als toevoegingsmiddel gebruikte extract volledig gelijkwaardig aan andere extracten die als grapefruitextract in de handel mogen worden gebracht.

Overweging:

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of verordening 1831/2003, met name artikel 3, lid 1, onder a), artikel 4, lid 1, artikel 7, lid 1, en artikel 10, lid 1, onder a), en artikel 10, leden 2 en 5, ervan, uit hoofde waarvan bij ontbreken van een vergunning de verhandeling, het gebruik en de verwerking van toevoegingsmiddelen voor diervoeding wordt verboden zonder inachtneming van de omstandigheden van het individuele geval, in het licht van de door artikel 16 van het Handvest beschermde vrijheid van ondernemerschap en het recht van eigendom van artikel 17, lid 1, van het Handvest, verenigbaar is met het in artikel 52, lid 1, van het Handvest verankerde evenredigheidsbeginsel. Voor het geval dat het Hof de eerste prejudiciële vraag bevestigend beantwoordt, wenst de verwijzende rechter met zijn tweede prejudiciële vraag te vernemen of het door verzoekster als toevoegingsmiddel voor diervoeding gebruikte extract (althans ook) als de in artikel 2, lid 3, juncto bijlage I, hoofdstuk I.A, deel 1, van uitvoeringsverordening 2021/758 vermelde stof „extract van grapefruit, RvE-nr. 140” moet worden beschouwd. In dat geval zou verzoekster haar product op grond van de overgangsregeling van artikel 2, lid 3, van uitvoeringsverordening 2021/758 nog tot en met 30-05-2023 in de handel mogen blijven brengen.

Prejudiciële vragen:

1) Is verordening (EG) nr. 1831/2003, met name artikel 3, lid 1, onder a), artikel 4, lid 1, artikel 7, lid 1, artikel 10, lid 1, onder a), en artikel 10, leden 2 en 5, daarvan, uit hoofde waarvan de verhandeling, het gebruik en de verwerking van toevoegingsmiddelen voor diervoeding bij ontbreken van een vergunning zonder inachtneming van de omstandigheden van het individuele geval wordt verboden, in het licht van de door artikel 16 van het Handvest van de grondrechten beschermde vrijheid van ondernemerschap en het door artikel 17, lid 1, van het Handvest beschermde recht van eigendom verenigbaar met het in artikel 52, lid 1, van het Handvest verankerde evenredigheidsbeginsel?

2) Voor het geval dat het Hof de eerste prejudiciële vraag bevestigend beantwoordt, met als gevolg dat verordening (EG) nr. 1831/2003, met name artikel 3, lid 1, onder a), artikel 4, lid 1, artikel 7, lid 1, artikel 10, lid 1, onder a), en artikel 10, leden 2 en 5, daarvan, onverkort van toepassing is: Moet het door verzoekster als toevoegingsmiddel voor diervoeding gebruikte extract, dat blijkens het productspecificatieblad van de toeleverancier wordt verkregen uit grapefruitzaad en -schillen en hierin wordt aangeduid als grapefruitzaadextract (meer bepaald: grapefruitzaadextract S), (althans ook) als de in artikel 2, lid 3, juncto bijlage I, hoofdstuk I.A, deel 1, van uitvoeringsverordening 2021/758 vermelde stof „extract van grapefruit, RvE-nr. 140” worden beschouwd?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Digital Rights Ireland e.a. (C-293/12 en C-594/12), Deutsches Weintor (C-544/10), Testa e.a. (C-41/79, 121/79 en 796/79)

Specifiek beleidsterrein: LNV

Gerelateerde documenten