C-131/13, C-163/13 en C-164/13 Schoenimport “Italmoda” Mariano Previti ea

Contentverzamelaar

C-131/13, C-163/13 en C-164/13 Schoenimport “Italmoda” Mariano Previti ea

Gevoegde prejudiciële Hofzaken

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik op C-131/13 , C-163/13 en op C-164/13 voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:  27 mei 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:  13 juni 2013
Schriftelijke opmerkingen:                  13 juli 2013
Trefwoorden: btw; fraude

Onderwerp: Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (Pb L 145, blz 1) (Zesde BTW-RL)

Zaak C-131/13
In deze zaak krijgt v.o.f. Schoenimport “Italmoda” Mariano Previti (verzoekster) naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 1999 en 2000. In de daaropvolgende procedure wordt haar beroep bij de Rb Haarlem afgewezen, maar het Hof Ams vernietigt de beschikkingen van de Inspecteur. Laatstgenoemde gaat in cassatie.
Verzoekster handelde in de betreffende jaren niet alleen in schoenen maar ook in computers en aanverwanten. Zij verkocht daartoe goederen van ondernemers in NL en ook in DUI door naar in ITA gevestigde afnemers. Er is geen probleem voor wat de in NL aangeschafte goederen betreft. Maar voor de in DUI aangekochte goederen is door de leveranciers geen btw afgedragen (intracommunautaire leveringen) en verzoekster heeft evenmin van deze leveringen, noch is er in ITA aangifte van de intracommunautaire verwervingen gedaan. De Inspecteur heeft beslist dat verzoekster over de in DUI geworven goederen geen toepassing van het nultarief toekomt. Hof Ams is ervan uitgegaan dat de naar ITA vervoerde goederen aldaar aan btw zijn onderworpen op grond van intracommunautaire verwerving, waarmee in beginsel is voldaan aan de Wet op de omzetbelasting 1968. Maar de Inspecteur is van mening dat de leveringen onderdeel uitmaken van een keten van handelingen die erop gericht waren btw in ITA te ontduiken en verzoekster zich daarvan bewust is geweest. Indien het nultarief wel van toepassing zou zijn dan is de Inspecteur van mening dat zijn de naheffingsaanslagen in zijn ogen terecht wegens de bewuste betrokkenheid bij fraude.

De verwijzende NL rechter (HR) stelt het HvJEU de volgende vragen in zaak C-131/13; in de andere twee zaken wordt alleen de eerste vraag voorgelegd.
1. Dienen de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties op grond van het recht van de Europese Unie de toepassing te weigeren van de vrijstelling ter zake van
een intracommunautaire levering, van een recht op aftrek van btw ter zake van de aankoop van goederen die na de aankoop naar een andere lidstaat zijn verzonden, dan wel de uit de toepassing van artikel 28ter, A, lid 2, tweede volzin, van de Zesde richtlijn voortvloeiende teruggaaf van btw, wanneer op basis van objectieve gegevens vaststaat dat met betrekking tot de desbetreffende goederen sprake is van btw-fraude en de belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij daaraan deelnam, indien de nationale wet niet erin voorziet onder die omstandigheden de vrijstelling, de aftrek of de teruggaaf te weigeren?
2. Dient, indien de voorgaande vraag bevestigend wordt beantwoord, de hiervoor bedoelde vrijstelling, aftrek of teruggaaf ook geweigerd te worden indien de ontduiking van de btw zich in een andere lidstaat (dan de lidstaat van verzending van de goederen) heeft voorgedaan en de belastingplichtige zich van die btw-fraude bewust was, of had moeten zijn, terwijl die belastingplichtige in de lidstaat van verzending aan alle (formele) voorwaarden heeft voldaan die de nationale wettelijke
bepalingen verbinden aan de vrijstelling, de aftrek of de teruggaaf en hij de belastingdienst in die lidstaat steeds van alle benodigde gegevens heeft voorzien met betrekking tot de goederen, de verzending en de afnemers in de lidstaat van aankomst van de goederen?
3. Wat moet, indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord, in artikel 28ter, A, lid 2, (slot van) eerste volzin, van de Zesde richtlijn worden verstaan onder 'geheven':
het op de wettelijk voorgeschreven btw-aangifte verantwoorden van de ter zake van de intracommunautaire verwerving in de lidstaat van aankomst verschuldigde btw, of ook het bij gebreke van een dergelijke verantwoording - door de belastingautoriteiten van de lidstaat van aankomst nemen van maatregelen om dit te regulariseren? Is het voor de beantwoording van deze vraag van belang of de desbetreffende transactie deel uitmaakt van een keten van handelingen die is gericht op btw-fraude in het land van aankomst en de belastingplichtige zich daarvan bewust was of had moeten zijn?

Zaak C-163/13
In deze zaak is verzoekster Turbu.com BV die in cassatie is gegaan na afwijzing van hun beroep bij Rb Breda en Hof DB. Hier gaat het om levering van mobiele telefoons aan ondernemers in het buitenland waarvoor verzoekster omzetbelasting wordt teruggevraagd en verleend. Maar de directeur wordt strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld wegens fraude bij belastingaangifte. Op grond van deze gegevens heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag opgelegd wegens ten onrechte toepassing van het nultarief.

C-164/13
In deze zaak is verzoekster Turbu.com Mobile phone’s BV, ook na afwijzing Rb Breda en Hof DB. Ook deze verzoekster handelt in mobiele telefoons. Zij betrekt haar waren van een firma in Rotterdam maar dat blijkt alleen een brievenbus te zijn. De Inspecteur meent dat de facturen niet de vereiste gegevens bevatten, ook al omdat de firma niet in het KvK-register is opgenomen. Ook aan een twee andere leveringsadressen (Campos in NL en een firma in VK) lijkt volgens de Inspecteur een luchtje te zitten zodat hij niet zonder meer akkoord kan gaan met levering volgens nultarief.

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-395/02 Transportservice; C-536/08 X en C-539/08 Facet; C-285/09 R; C-285/11 Bonik EOOD
Specifiek beleidsterrein: FIN