C-133/18 Sea Chefs Cruise Services

Contentverzamelaar

C-133/18 Sea Chefs Cruise Services

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    11 april 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    28 mei 2018

Trefwoorden: btw; neutraliteit; evenredigheid

Onderwerp:

-           Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn.

Feiten:

Verzoekster (de vennootschap Sea Chefs Cruise Services GmbH), gevestigd in Duitsland, heeft verweerder (de Belastingdienst van Frankrijk) op 17.09.2015 verzocht om teruggaaf van een btw-krediet van €32.143,47 over het tijdvak 01.01.2014 - 31.12.2014. Dit verzoek is bij besluit van 29.01.2016 in zijn geheel afgewezen omdat verzoekster niet had gereageerd op een verzoek om aanvullende gegevens dat de belastingdienst bij e-mail van 14.12.2015 aan haar had gericht. Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de tribunal administratif de Montreuil (bestuursrechter in eerste aanleg Montreuil, Frankrijk). De belastingdienst werpt niet-ontvankelijkheid op tegen dit beroep. Het verzoek zou immers zijn vervallen door de niet-inachtneming van de in artikel 20(2) van richtlijn 2008/9 aan de belastingplichtige gestelde antwoordtermijn van een maand. Dit artikel is in Frankrijk omgezet in de laatste alinea van artikel 242-0 W van bijlage 2 bij de Code général des impôts.

Overweging:

Om de doeltreffendheid van het stelsel van de belasting over btw te waarborgen, voorziet de richtlijn in termijnen die een snelle afhandeling van teruggaafverzoeken mogelijk moeten maken. De aanvrager dient die termijnen in acht te nemen door de nodige snelheid te betrachten. Noch richtlijn 2008/9, noch enige nationale bepaling preciseert echter de gevolgen van niet-inachtneming van de antwoordtermijn voor het recht op teruggaaf van de belasting over btw. De vraag is daarbij of de vervalregel verenigbaar is met de beginselen van neutraliteit en evenredigheid. De rechter is daarom overgegaan tot het stellen van een prejudiciële vraag.

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 20, lid 2, van richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 [tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn], aldus worden uitgelegd dat het een vervalregel creëert die inhoudt dat een belastingplichtige van een lidstaat die in een lidstaat waar hij niet is gevestigd om teruggaaf van belasting over de toegevoegde waarde verzoekt, zijn teruggaafverzoek niet voor de belastingrechter kan regulariseren indien hij zich niet heeft gehouden aan de termijn die geldt voor de beantwoording van een door de belastingdienst overeenkomstig artikel 20, lid 1, van die richtlijn geformuleerd verzoek om gegevens, of moet daarentegen dit artikel aldus worden uitgelegd dat die belastingplichtige in het kader van het recht op beroep als voorzien in artikel 23 van de richtlijn en in het licht van de beginselen van neutraliteit en evenredigheid van de belasting over de toegevoegde waarde, zijn verzoek voor de belastingrechter kan regulariseren?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: FIN-fisc

Gerelateerde documenten