C-136/17 G.C. e.a.

Contentverzamelaar

C-136/17 G.C. e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   8 mei 2017
Concept schriftelijke opmerkingen:       24 mei 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   24 juni 2017

Trefwoorden: bescherming persoonsgegevens; recht op verwijdering koppelingen

Onderwerp: richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

De vier verzoekers hebben alle vier bij Google aangeklopt met verzoeken om verwijdering van ongewenste koppelingen van hun namen aan bijvoorbeeld filmpjes op YouTube of krantenartikelen. Als Google weigert wenden zij zich tot de FRA gegevensbeschermingsAut (CNIL) om Google tot actie te dwingen, maar CNIL sluit de klachten zonder actie te ondernemen af. Verzoekers starten daarop een procedure wegens bevoegdheidsoverschrijding.

De verwijzende FRA rechter (Raad van State) stelt vast dat de FRA regelgeving (oorspronkelijke wet van 1978) de omzetting bevat van RL 95/46. Het HvJEU heeft in zijn arrest C-131/12 bepaald in welke gevallen informatie uit zoekmachines als ‘verwerking van persoonsgegevens’ moet worden gekwalificeerd. In de FRA wet is opgenomen dat de wet van toepassing is op verwerking van gegevens waarvan de verantwoordelijke op FRA grondgebied is gevestigd [in welke (rechts)vorm dan ook]. Google heeft een dochter in FRA en valt dus onder de werkingssfeer van de FRA wet. Er is ook een bepaling in de wet opgenomen betreffende het ‘recht op het laten verwijderen van koppelingen’ indien aan de voorwaarden daartoe is voldaan. In dat geval is de exploitant van de zoekmachine verplicht tot verwijdering over te gaan. In de punten 10 – 13 zet de rechter nader uiteen om welke te verwijderen koppelingen het in de vier zaken gaat. Hij citeert nogmaals uit arrest C-131/12 waarin het HvJEU voor recht verklaarde dat exploitanten aan de vereisten van RL 95/46 moeten voldoen opdat de daarin vervatte waarborgen hun volle werking kunnen krijgen en een doelmatige en volledige bescherming van betrokkenen, vooral wat betreft eerbieding privéleven, tot stand kunnen brengen en ziet daarin een uitlegprobleem van de RL. Deze vraag (en vervolgvragen) legt hij voor aan het HvJEU:

1° Is, gelet op de specifieke verantwoordelijkheden, bevoegdheden en mogelijkheden van de exploitant van een zoekmachine, het verbod voor andere voor de verwerking verantwoordelijken om gegevens te verwerken die onder de leden 1 en 5, van artikel 8, van richtlijn 95/46 vallen, onder voorbehoud van de in deze richtlijn bepaalde uitzonderingen, ook van toepassing op deze exploitant als verantwoordelijke voor de verwerking die bestaat in de activiteit van deze zoekmachine?

2° Indien de in 1° gestelde vraag bevestigend wordt beantwoord:

– moet het bepaalde in artikel 8, leden 1 en 5 van richtlijn 95/46 aldus worden uitgelegd dat het verbod dat aldus, onder voorbehoud van de in deze richtlijn bepaalde uitzonderingen, geldt voor een exploitant van een zoekmachine om gegevens te verwerken die onder deze bepalingen vallen, hem verplicht de verzoeken tot het verwijderen van koppelingen naar webpagina’s waarop dergelijke gegevens zijn verwerkt, systematisch in te willigen?

– hoe moeten in een dergelijk perspectief de in artikel 8, lid 2, onder a) en e) van richtlijn 95/46 bepaalde uitzonderingen worden uitgelegd, wanneer zij van toepassing zijn op de exploitant van een zoekmachine, gelet op zijn specifieke verantwoordelijkheden, bevoegdheden en mogelijkheden? Kan, in het bijzonder, een dergelijke exploitant weigeren een verzoek tot het verwijderen van koppelingen in te willigen, wanneer hij vaststelt dat de koppelingen in kwestie leiden naar content die, hoewel deze gegevens bevat die onder de categorieën van lid 1 van artikel 8 vallen, eveneens onder de werkingssfeer van de uitzonderingen van lid 2 van dat artikel, met name onder a) en e), valt?

– moet, op dezelfde wijze, het bepaalde in richtlijn 95/46 aldus worden uitgelegd dat, wanneer de koppelingen waarvan de verwijdering wordt gevraagd leiden naar verwerkingen van persoonsgegevens die uitsluitend voor journalistieke of voor artistieke of literaire doeleinden worden verricht en die daartoe, op grond van artikel 9 van richtlijn 95/46 gegevens mogen verzamelen en verwerken die onder de in artikel 8, leden 1 en 5 van deze richtlijn vermelde categorieën vallen, de exploitant van een zoekmachine om die reden mag weigeren een verzoek tot het verwijderen van koppelingen in te willigen?

3° Indien de in 1° gestelde vraag ontkennend wordt beantwoord:

– aan welke specifieke vereisten van richtlijn 95/46 moet de exploitant van een zoekmachine, rekening houdend met zijn verantwoordelijkheden, bevoegdheden en mogelijkheden, voldoen?
– wanneer hij vaststelt dat de webpagina’s waarnaar de koppelingen leiden waarvan om verwijdering wordt verzocht, gegevens bevatten waarvan de publicatie op die pagina’s onrechtmatig is, moet het bepaalde in richtlijn 95/46 dan aldus worden uitgelegd:
– dat op grond daarvan de exploitant van een zoekmachine is verplicht deze koppelingen te verwijderen van de resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht op de naam van de persoon die de verwijdering vraagt?
– of dat dit alleen inhoudt dat hij deze omstandigheid in aanmerking moet nemen bij de beoordeling van de gegrondheid van het verzoek tot verwijdering van de koppelingen?
– of dat deze omstandigheid geen invloed heeft op de beoordeling die hij moet uitvoeren?
Hoe moet daarnaast, als deze omstandigheid wel ter zake doet, de rechtmatigheid worden beoordeeld van de publicatie van de litigieuze gegevens op webpagina’s, die afkomstig zijn uit verwerkingen die niet vallen onder de territoriale werkingssfeer van richtlijn 65/46, en bijgevolg evenmin onder die van de nationale wetgevingen die deze ten uitvoer leggen?
4° Ongeacht het antwoord op de in 1° gestelde vraag:
– moeten het bepaalde in richtlijn 95/46, onafhankelijk van de rechtmatigheid van de publicatie van de persoonsgegevens op de webpagina waarnaar de litigieuze koppeling leidt, aldus worden uitgelegd dat:
– wanneer de persoon die om verwijdering verzoekt, bewijst dat deze gegevens niet langer volledig of juist zijn, of niet meer up-to-date zijn, de exploitant van een zoekmachine verplicht is het desbetreffende verzoek tot verwijdering van de koppeling in te willigen?
– meer in het bijzonder, wanneer de persoon die om verwijdering verzoekt, aantoont dat, gelet op het verloop van de gerechtelijke procedure, de informatie met betrekking tot een voorgaande fase van de procedure zijn actuele situatie niet meer weerspiegelt, de exploitant van een zoekmachine de koppelingen naar webpagina’s die dergelijke gegevens bevatten, moet verwijderen?
– moet het bepaalde in artikel 8, lid 5 van richtlijn 95/46 aldus worden uitgelegd dat informatie die betrekking heeft op de verdere vervolging van een persoon of op de inhoud van een proces en de veroordeling die eruit voortvloeit, gegevens betreft inzake overtredingen en strafrechtelijke veroordelingen? Valt, in het algemeen, een webpagina, wanneer zij gegevens bevat die gewag maken van veroordelingen of gerechtelijke procedures waarvan een natuurlijke persoon het voorwerp is geweest, onder de werkingssfeer van deze bepalingen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-131/12 Google Spain

Specifiek beleidsterrein: BZK, VenJ

Gerelateerde documenten