C-137/17

Contentverzamelaar

C-137/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   12 mei 2017
Concept schriftelijke opmerkingen:       28 mei 2017
Schriftelijke opmerkingen:                   28 juni 2017

Trefwoorden: strafrecht; verkoop pyrotechnische artikelen

Onderwerp: - Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in handel brengen van pyrotechnische artikelen;

- Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen.

De vier verzoekers in deze zaak worden vervolgd op grond van een wet uit 1956 en een KB uit 1958 waarin fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen zonder vergunning strafbaar is gesteld. Verzoekers hadden een vergunning, maar meer dan de toegestane hoeveelheid van deze stoffen opgeslagen in een winkel in Baarle-Hertog en daarnaast op plaatsen waarvoor de vergunning niet was afgegeven (in een toilet, een berghok, onder een afdakje in de tuin, enz.). Ook hebben zij (meer dan de toegestane hoeveelheid) vuurwerk geleverd aan personen die daarvoor geen vergunning hadden. Verzoekers hebben zich verdedigd door te stellen dat de strafbaarstelling van de inbreuken op het KB in strijd zijn met RL 2013/29 en wijzen ook op het dubbele vergunningstelsel (federale springstoffenvergunning en gewestelijke milieuvergunning) dat in strijd met beide vuurwerkrichtlijnen en de dienstenRL zou zijn. Het OM heeft de in de RLn gegeven vrijheid voor EULS benadrukt voor wat betreft sanctionering (strafrechtelijk dan wel administratief).

De verwijzende BEL rechter (Rb Antwerpen) besluit het HvJEU de volgende vragen voor te leggen:

1) Kwalificeren de volgende inbreuken op de Belgische regelgeving inzake pyrotechnische artikelen als "ernstige overtredingen" in de zin van artikel 45 van de Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen:
a} het verkopen van pyrotechnische artikelen ten belope van 2,666 kg pyrotechnische sas (kortweg "PTS"), zijnde een inbreuk op de artikelen 265,7 en 257 van het Koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, dat de verkoop verbiedt van pyrotechnische artikelen in een hoeveelheid groter dan 1 kg PTS, indien de consument niet beschikt over een individueel bekomen administratieve vergunning om een grotere hoeveelheid pyrotechnische artikelen onder zich te houden;
b) het overschrijden van de afgebakende opslaglimiet en het niet respecteren van de opslaglocaties voorzien in een federale vuurwerkvergunning, terwijl er reeds een gewestelijke milieuvergunning voorhanden was voor de opslag van de effectief betrokken hogere hoeveelheden, in de betrokken locaties;
c) het zeer tijdelijk opslaan van zeer geringe hoeveelheden pyrotechnische artikelen op verschillende niet specifiek voor de opslag vergunde locaties, binnen de perimeter van een detailhandelszaak in pyrotechnische artikelen, beschikkende over zowel een federale vuurwerkvergunning als een gewestelijke milieuvergunning?
2) Verzet het beginsel van vrij verkeer van pyrotechnische artikelen zoals voorzien in artikel 6 §1 van de Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in handel brengen van pyrotechnische artikelen (nu artikel 4 §1 Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen), desgevallend samen gelezen met artikel 10 van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, zich tegen een nationale regeling die de opslagplaatsen van richtlijnconforme pyrotechnische artikelen, verbonden aan de kleinhandel, onderwerpt aan de dubbele vereiste van het beschikken over enerzijds een vergunning afgeleverd in het kader van de wetgeving betreffende het fabriceren opslaan, onder zich houden verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen en anderzijds een vergunning afgeleverd in het kader van de wetgeving betreffende de milieuvergunningen voor hinderlijke inrichtingen, terwijl beide vergunningsregimes in wezen hetzelfde doel beogen (het preventief beogen van veiligheidsrisico's), en één van deze twee vergunningsregimes (in casu dit betreffende de springstoffen) een (zeer) lage maximumgrens voorde opslag van feestvuurwerk (ten belope van 50kg pyrotechnisch sas (d.i. de actieve stof) vooropstelt?
3) Verzet het beginsel van het vrije verkeer van pyrotechnische artikelen, zoals voorzien in artikel 4, § 1 Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen en artikel 6, § 2 Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (desgevallend samen gelezen met de artikelen 34, 35 en 36 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie) en jo. het proportionaliteitsbeginsel, zich tegen een nationale regeling die het bezit of gebruik door en verkoop aan consumenten verbiedt van feestvuurwerk (vuurwerk van categorieën 2 en 3 sensu de Richtlijn 2007/23/EG) bevattende meer dan 1kg pyrotechnische sas?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: IenM; VenJ