C-142/20

Contentverzamelaar

C-142/20

Prejudiciele Hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:
Schriftelijke opmerkingen:

Trefwoorden : Vrij verrichten van diensten, mededinging, fundamentele rechten

Onderwerp :

•          Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 339/93 (hierna: „verordening nr. 765/2008”); inzonderheid artikel 4, leden 1, 5 en 7, artikel 6 en artikel 7, lid 1, tweede alinea, de artikelen 8 tot en met 11, en de overwegingen 1, 15,19 en 20.

•          Artikelen 56 en 102 VWEU;

•          Artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest);

Feiten:

Verzoekster was op 09-04-2014 door het regionale bestuur geplaatst op de “Regionale lijst van laboratoria die analyses verrichten in het kader van zelfcontroleprocedures van levensmiddelenbedrijven” (hierna: regionale lijst). Op het tijdstip waarop verzoekster op de regionale lijst werd ingeschreven, had zij bij Accredia accreditatie aangevraagd, maar later had zij besloten accreditatie aan te vragen bij PJLA, gevestigd in de Verenigde Staten. Accredia en PJLA zijn allebei erkende accreditatie-instanties. Bij besluit van 09-03-2017 werd de geactualiseerde regionale lijst gepubliceerd. Verzoekster bleek van deze lijst te zijn verdwenen omdat zij niet door de Accredia was geaccrediteerd. Verzoekster heeft hier beroep tegen ingesteld bij de bestuursrechter in eerste aanleg die het beroep heeft verworpen. Verzoekster heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter. Verzoekster betoogt dat de exclusiviteitsregeling waaronder Accredia als accreditatie-instantie optreedt, in strijd is met de bepalingen van Unierecht op het gebied van mededinging (artikel 102 VWEU) en de vrijheid van dienstverrichting (artikel 56 VWEU), alsook het in de artikelen 20 en 21 van het Handvest verankerde beginsel van non-discriminatie. Accredia verzet zich ten eerste tegen de prejudiciële verwijzing naar het Hof, aangezien uit verordening 765/2008 blijkt dat de door de enige instantie verrichte accreditatieactiviteit moet worden aangemerkt als de uitoefening van door de staat toegewezen overheidstaken (en dus niet als een economische activiteit). Ten tweede voert Accredia aan aan dat de bepalingen van Unierecht waarop volgens verzoekster inbreuk is gemaakt, uitsluitend op staatsburgers en marktdeelnemers van de lidstaten van toepassing zijn, en dus niet op een instantie als PJLA, die buiten de EU gevestigd is.

Overweging:

Prejudiciële vragen:

1) Staat verordening nr. 765/2008 in de weg aan een nationale regeling (als artikel 40 van wet nr. 88/2009) indien zij aldus wordt uitgelegd dat de accreditatieactiviteit kan worden verricht door instanties die niet in een van de lidstaten van de Europese Unie gevestigd zijn – zodat de enige nationale accreditatie-instantie niet hoeft te worden aangezocht – indien deze instanties in elk geval garanderen dat de normen UNI CEI EN ISO/IEC 17025 en UNI CEI EN ISO/IEC 17011 in acht worden genomen en aantonen, ook middels overeenkomsten tot wederzijdse erkenning, dat zij over een kwalificatie beschikken die inhoudelijk vergelijkbaar is met die van de enige instantie als bedoeld in verordening nr. 765/2008?

2) Is verordening nr. 765/2008, voor zover daarbij door middel van het stelsel met een „enige instantie” in wezen op nationaal niveau een monopolie van de accreditatieactiviteit in het leven is geroepen, gelet op artikel 56 VWEU, de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 102 VWEU, in strijd met de beginselen van primair Unierecht, en inzonderheid de beginselen van vrijheid van dienstverrichting en nondiscriminatie, het verbod van ongelijke behandeling en de mededingingsregels die monopolies verbieden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: TTL C-553/16, C-342/15, Generics (UK) Ltd. e.a./Competition and Markets Authority C-307/18.

Specifiek beleidsterrein: JenV, BZK