C-146/20 Corendon Airlines

Contentverzamelaar

C-146/20 Corendon Airlines

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    3 juni 2020
Schriftelijke opmerkingen:                    20 juli 2020

Trefwoorden : compensatie luchtreizigers;

Onderwerp :

-           Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: verordening);

 

Feiten:

Verzoekers hadden via een reisbureau een pakketreis geboekt naar Antalya. De heenvlucht zou plaatsvinden op 18-05-2018 om 10:20u, maar de verweerder (de luchtvaartmaatschappij Corendon Airlines) vervroegde de vlucht naar 08.40u van dezelfde dag met behoud van het vluchtnummer. Verzoekers, die op de gewijzigde vertrektijd niet kwamen opdagen, boekten via hun reisbureau vluchten naar Antalya en betaalden hiervoor de nieuwe ticketprijzen. Tussen partijen bestaat onenigheid over de vraag of verzoekers door de e-mail van de touroperator van 8 mei 2018 op de hoogte zijn gesteld van de vervroeging van de vlucht. Verzoekers hebben jegens verweerder een vordering ingesteld tot betaling van compensatie (€400,- elk) op grond van artikel 5(1)c) en artikel 7(1)b) van de verordening. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen en uiteengezet dat de vervroeging van de vlucht met 1 uur en 40 minuten geen annulering vormt.

 

Overweging:

Of verzoeksters beroep slaagt, hangt af van de vraag of het vervroegen van de vlucht met 1 uur en 40 minuten betekent dat de vlucht niet is uitgevoerd in de zin van artikel 2l) van de verordening. Indien de e-mail van 8 mei 2018 hen heeft bereikt, is ook van belang of de mededeling over de vervroeging van de vlucht het aanbod van een alternatief reisplan in de zin van artikel 8(1)b)c) van de verordening vormt. Het “niet uitvoeren” van de geplande vlucht moet worden onderscheiden van de “vertraging” en wordt gekenmerkt door het feit dat de planning van de oorspronkelijke vlucht wordt opgegeven (arrest Sturgeon). Het Hof heeft zich tot op heden nog niet uitgesproken over de vraag of ook sprake is van het opgeven van de planning van de vlucht wanneer de vlucht met 1 uur en 40 minuten wordt vervroegd.  Artikel 8(1)b)c) van de verordening gaat uit van de oorspronkelijk geboekte vlucht en dus van de luchtvervoersovereenkomst. Of een met 1 uur en 40 minuten vervroegde vlucht vergelijkbaar is met de oorspronkelijk geboekte vlucht, en de vlucht bij de eerste gelegenheid vormt zodat verweerder door de mededeling tien dagen voor aanvang van de vlucht heeft voldaan aan haar door de bepaling opgelegde verplichtingen, is eveneens nog onduidelijk.

 

Prejudiciële vragen:

1. Is sprake van annulering van een vlucht in de zin van artikel 2, onder l), en artikel 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1[, met rectificatie in PB 2006, L 365, blz. 89]), wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de in het kader van een pakketreis geboekte vlucht die volgens planning om 10.20 uur, plaatselijke tijd, zou vertrekken naar 8.40 uur, plaatselijke tijd, van dezelfde dag vervroegt?

2. Gaat het bij de mededeling tien dagen voor aanvang van de reis over de vervroeging van een vlucht van 10.20 uur, plaatselijke tijd, naar 8.40 uur, plaatselijke tijd, van dezelfde dag om het aanbieden van een alternatief reisplan in de zin van artikel 5, lid 1, onder a), en artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1[, met rectificatie in PB 2006, L 365, blz. 89])?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-354/18; C-402/07 en C-432/07

Specifiek beleidsterrein: IenW