C-146/21 DGRFP Bucuresti

Contentverzamelaar

C-146/21 DGRFP Bucuresti

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik
hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     4 mei 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     20 juni 2021

Trefwoorden : btw; fiscale neutraliteit;

Onderwerp :

-           Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;

-           Uitvoeringsbesluit van de Raad van 27 september 2010 waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2010/583/EU);

-           Uitvoeringsbesluit van de Raad van 15 november 2013 waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2013/676/EU);

-           Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1206 van de Raad van 18 juli 2016 tot wijziging van uitvoeringsbesluit 2013/676/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;

Feiten:

VB heeft bos in eigendom dat van 2011 t/m 2017 werd geëxploiteerd op basis van overeenkomsten voor de verkoop van hout op stam. De belastinginspecteurs hebben bij een belastingcontrole vastgesteld dat de omzet van VB de bijzondere vrijstellingsdrempel voor kleine ondernemingen had overschreden. VB had zich binnen 10 dagen na eind september 2011 moeten registreren voor btw-doeleinden (wat niet is gebeurd). De belastinginspecteurs hebben de vanaf november 2011 verschuldigde btw met terugwerkende kracht herberekend en ze hebben VB gelast zich voor btw-doeleinden te registreren. Dit heeft VB tijdig gedaan. VB heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de belastingaanslag, waarbij aanvoerde dat voor de verkoop van hout op stam de verleggingsregeling geldt. Hierbij zou niet van belang zijn of de leverancier voor btw-doeleinden is geregistreerd, aangezien het erom gaat of beide partijen belastingplichtig zijn, ongeacht of zij aan de verplichting tot btw-registratie hebben voldaan. Dit bezwaar werd afgewezen, volgens de belastingdienst is voor de toepassing van de verleggingsregeling noodzakelijk dat zowel de leverancier als de afnemer is geregistreerd. VB heeft beroep ingesteld bij de Tribunal București, het beroep werd toegewezen en de belastingaanslagen werden vernietigd. Het regionaal directoraat-generaal openbare financiën heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter.

Overweging:

Een benadering als die van de Roemeense belastingdienst kan volgens de verwijzende rechter negatieve gevolgen hebben voor de ontvanger van de goederen of dienstverrichtingen. De persoon die na belastingcontrole en registratie voor btw-doeleinden met terugwerkende kracht als belastingplichtig wordt beschouwd, kan geen facturen met verlegde btw sturen aan zijn afnemers maar uitsluitend facturen onder de normale belastingregels, aangezien de afnemers geen btw kunnen aftrekken omdat die met betrekking tot het moment waarop het belastbare feit zich voordoet niet correct is gefactureerd. Hierdoor rijst de vraag naar de verenigbaarheid met richtlijn 2006/112 en het neutraliteitsbeginsel van fiscale bepalingen volgens welke de verleggingsregeling niet van toepassing is op gecontroleerde en na controle voor de btw geregistreerde personen, op grond dat de gecontroleerde persoon voorafgaand aan de transacties of op de datum van overschrijding van het plafond geen btw-registratie had aangevraagd of verkregen.

Prejudiciële vraag:

Staan richtlijn 2006/112/EG en het neutraliteitsbeginsel in omstandigheden als die van het hoofdgeding in de weg aan een nationale regeling of belastingpraktijk volgens welke de verleggingsregeling (vereenvoudigingsmaatregelen), die dwingend gekoppeld is aan de verkoop van hout op stam, niet van toepassing is op een aan een controle onderworpen en na controle voor de btw geregistreerde persoon, op grond dat die gecontroleerde persoon vóór het verrichten van de transacties of op de datum van overschrijding van het plafond geen registratie voor btw-doeleinden had gevraagd of verkregen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: CILFIT/Ministero della Sanità 283/81; C-160/14; C-159/17; C-24/15; Fatorie C-424/12;

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal